De scheiding van kerk en staat
De scheiding van kerk en staat is de scheiding tussen twee instituten, opdat zij niet over elkaar heersen. Sommigen verstaan de scheiding onterecht als een scheiding tussen religie en politiek.
Nadat het christendom in het Romeinse rijk, waarin het was geboren en verdrukt, een toegestane en begunstigde en later de enige erkende godsdienst (staatsgodsdienst) was geworden, ontstond een hechte band tussen kerk en staat. Deze verbinding bestaat hier en daar nog. In Engeland en Noorwegen bijvoorbeeld is het staatshoofd tevens hoofd van de kerk.
De situatie dat een staatshoofd tevens hoofd van de kerk is, is een onwenselijke vermenging. Hiervan vinden we een parallel in het Oude Testament: koning Saul die als priester wilde optreden. De enige die naar Gods bestel zowel Koning als (Hoge)Priester kan zijn, is de Heer Jezus Christus.
In Nederland is godsdienstvrijheid een grondrecht, volgens artikel 1 van de grondwet. Tevens is er de scheiding van kerk en staat.
Scheiding van kerk en staat. De scheiding van kerk en staat in Nederland is niets anders dan de scheiding tussen twee instituten, het instituut 'kerk' en het instituut 'staat'. Een kerk is een georganiseerde vorm van christelijke godsdienst. Een staat is een georganiseerde vorm van landsbestuur. De scheiding van kerk en staat is ingesteld om te zorgen dat ze niet over elkaar heersen. De rijksoverheid stelt geen kerkelijke ambtsdragers aan noch mengt zich in kerkelijke aangelegenheden; de staat bemoeit zich niet met de organisatie van de kerk en benoemt geen dominees, bisschoppen en andere kerkelijke beambten. De kerk op haar beurt heeft geen politieke macht, bemoeit zich niet met de organisatie van de staat, benoemt geen burgemeesters, rechters, enz. Zij heeft niet automatisch zetels in de volksvertegenwoordiging, in tegenstelling tot bijv. het Verenigd Koninkrijk waar de Anglicaanse kerk in het Hogerhuis vertegenwoordigd is. Een strikte scheiding van kerk en staat houdt ook in dat de overheid geen wetten mag opstellen die (een) kerk bevoordeelt of een rechtspositie verschaft die boven andere instituten staat.
De institutionele scheiding sluit vertegenwoordiging van het gelovige deel van de bevolking niet uit. Politieke overtuigingen mag men in Nederland overal op baseren, levensbeschouwing is daarvan niet uitgezonderd. Als in een dorp de christelijke meerderheid graag de zondagsrust wil handhaven, dan mag een democratisch gekozen gemeentebestuur daartoe besluiten.
Als de opvattingen, normen en waarden van de kerk op sommige punten afwijken van de wetten van de staat en de levensbeschouwing van de meerderheid van het volk, kan er spanning ontstaan. Er is in Nederland echter zelden spanning tussen kerk en staat. Gehuwd-zijn met meerdere vrouwen (polygamie) is in Nederland strafbaar. In het Oude Testament wordt dit toegelaten, in het Nieuwe Testament onwenselijk geacht, maar er is geen verbod. Slavernij is in Nederland strafbaar. In de bijbel wordt enige slavernij toegelaten, maar er is geen verbod. Tussen haakjes, dat sommige dingen in de Bijbel toegelaten worden, betekent niet dat God ze wil of goedkeurt.
Over de toepassing van het gelijkheidsbeginsel is wel toenemende spanning in de samenleving.
Sommigen bepleiten een andere scheiding tussen kerk en staat [1] . In Nederland mag geen onderscheid worden gemaakt op grond van ras, geslacht of seksuele geaardheid. Niemand mag een baan worden geweigerd of toegang tot een restaurant worden ontzegd omdat hij homoseksueel is. Welnu, aan het gelijkheidsbeginsel moet de godsdienstvrijheid ondergeschikt worden gemaakt. De overheid zou kerken erop moeten aanspreken dat ze homoseksuelen tot het avondmaal en vrouwen tot de ambten (predikant, ouderling, diaken, bisschop e.d.) toelaten.
Een tegenwerping tegen dit standpunt is dat, als het consequent wordt toegepast, de overheid bijvoorbeeld ook vrouwenvoetbalteams moet vermanen mannen toe te laten als deze dat wensen.
Sommigen zien in het wetsartikel dat godslastering verbiedt een restant van de invloed van de kerk op de staat dat verwijderd moet worden. Hiertegenover kan worden opgemerkt dat de wetten van een democratische staat een uitdrukking zijn van de volksgemeenschap. Als deze in meerderheid christelijk is, zullen de wetten die de volksvertegenwoordiging aanneemt soms een christelijk stempel dragen. Als de volksgemeenschap in meerderheid niet-christelijk is, bijvoorbeeld humanistisch zonder geloof in God, zal dat tot uitdrukking komen in de wetboeken.
De verdergaande ontkerstening van de maatschappij gaat gepaard met een ontkerstening van de wetten van staat. Als de kerk verkondigt of handelt in strijd met zekere beginselen van de staat, doemt het gevaar van staatsbemoeienis op.
Scheiding van religie en politiek? Religie is een levensbeschouwing en levenshouding. Ook humanisme is dat. Levensbeschouwingen en -houdingen spelen mee in politieke processen. De keuzes die politici maken zijn de uitdrukking van religieuze of niet-religieuze (seculiere) opvattingen. Dat is op zichzelf niet verkeerd. Wij mensen willen immers spreken, kiezen en handelen in overeenstemming met onze opvattingen. Wie enerzijds religie en politiek wil scheiden en anderzijds humanisme en politiek wil verbinden, discrimineert. Politiek is niet neutraal, maar de uitdrukking van (soms botsende) levensbeschouwingen. Zo vloeit een wetsvoorstel om mensen het recht te geven hun leven te beëindigen als zij het voltooid achten, voort uit een humanistische mens- en levensbeschouwing, die het zelfbeschikkingsrecht van een individuele mens voorop stelt.
Scheiding van kerk en staat houdt derhalve niet in dat er een scheiding van geloofs-/levensovertuiging en beleidsvorming, politiek moet zijn.
Voetnoot
- ↑ Nieuwsartikel 'Staat, pak kerk aan die homo's weigert', op Nd.nl dd. 26 maart 2010