Naamsaanneming
Burgerlijke Stand
De burgerlijke stand is het systeem van bevolkingsregistratie (geboorte, huwelijk en overlijden), dat sinds 1811 door de Nederlandse overheid wordt gehanteerd.
Tot de Franse tijd kende ons land geen centraal overzicht van samenstelling en omvang van de bevolking. Nog voor het regime Napoleon in 1799 werd bij de Franse wet van 20-25 september 1792 de Burgerlijke Stand vastgelegd in de ‘Code Civil’, het Burgerlijk Wetboek. Dit alles had ten doel om onder meer de dienstplicht ten behoeve van het leger van Napoleon beter af te dwingen en een efficiëntere belastingheffing in te voeren. Na de annexatie van Brabant en Vlaanderen door Frankrijk werd bij decreet van 17 juni 1796 ook in de Belgische departementen de Burgerlijke Stand tussen 1796 en 1798 ingevoerd. In diverse Limburgse gebiedsdelen gebeurde dit tussen 1796 en 1804. Toen in 1810 het Koninkrijk Holland opging in het Keizerrijk Frankrijk, werden de Franse wetten ook hier van kracht. De ‘Code Napoléon’ bevatte uitvoerige voorschriften betreffende de Burgerlijke Stand.
De feitelijke invoering verschilde per gemeente. Zo registreerde Nijmegen begin januari 1811 al geboorten, huwelijken en overlijdens, terwijl de eerste huwelijksakten in Amsterdam werden opgemaakt op 3 maart 1811. De eerste inschrijvingen in de geboorte- en overlijdensregisters van Amsterdam dateren van 23 juli 1811. In Friesland zijn er daarentegen ook gemeenten, waarvan de registers pas in 1813 beginnen. De akten waren in eerste instantie in het Frans opgesteld, de officiële ambtelijke taal van dat moment. Vanaf 1815 zou men weer overgaan op de Nederlandse taal. Bovendien hanteerde men vanaf het begin van de Burgerlijke Stand tot en met 31 december 1805 de Franse Republikeinse Kalender
Naamsaanneming
Bij Keizerlijk Decreet van 18 augustus 1811 ter uitvoering van de wet van 11 Germinal XI (1 april 1803) werd aan alle ingezetenen van de Hollandse departementen die nog geen vaste familienaam bezaten, bevolen om binnen één jaar na afkondiging van het decreet een naam aan te nemen. Tot die tijd maakten velen nog gebruik van onder andere patroniemen en toponiemen. Ook voor Joodse personen was een vaste geslachtsnaam niet gebruikelijk.
De oude en de nieuwe namen werden opgetekend in het ‘Register van Naamsaanneming’. De manier van vastleggen verschilde per regio. In sommige regio’s werden de namen van alle personen vastgelegd, terwijl in andere regio’s alleen de namen werden vastgelegd van degenen die nog geen vaste achternaam hadden. Lang niet iedereen gaf direct gehoor aan de oproep. Vanwege het ‘matige resultaat’ verlengde het Keizerlijk Decreet van 17 mei 1813 de mogelijkheid tot naamsaanneming tot 1 januari 1814.
Veel later, toen het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden alweer enige tijd een feit was, werd bij Koninklijk Besluit van 8 november 1825 door Koning Willem I het bevel tot aanneming van een geslachtsnaam onder strafbeding herhaald, aangezien nog steeds niet iedereen een vaste achternaam had laten registreren. Men had hiervoor nog zes maanden de tijd.
Registers van Naamsaanneming
Registers van Naamsaanneming zijn in enkelvoud opgemaakt. De meeste originele exemplaren, die bewaard zijn gebleven, zijn veelal te vinden in de regionale of gemeentelijke archieven. De informatie die in deze registers is opgenomen is zeer divers en verschilt per gemeente. Zo kan de akte van naamsaanneming de oude en nieuwe naam van aangever bevatten, de namen en leeftijden van de kinderen, het woonadres en vermelding van het beroep.