Herinneringen aan de winter '44/'45

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Versie door Colani (overleg | bijdragen) op 24 feb 2023 om 09:19
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Op een koude novembermorgen in 1944 gingen 'n oom mijn vader en 2 mannen die altijd hielpen op de boerderij, met 'n kar en 's paard naar de Werfkampen.


Omdat ze bang waren dat het ging vriezen, wilden ze een hoop voederbieten onderdekken tegen de vorst. Mijn vader en de 2 andere mannen liepen achter de kar, om warm te blijven, terwijl mijn oom op de kar zat. Toen ze in de polder waren sprongen er plots vóór hen en achter hen Duitse soldaten uit de sloten. Met het geweer op hen gericht bevalen ze hen te blijven staan. In de nacht kwamen die soldaten vanaf Hank naar de werfkampen gevaren over de Maas. De Maas was de grens tussen 't bevrijde en bezette deel van Nederland.

Mijn oom werd met kar en paard naar huis gestuurd. De drie anderen moesten mee, in 'n roeiboot, naar bezet gebied. Aan de overkant van de Maas zagen ze een lijk liggen. De angst waarmee zij meegevoerd waren was natuurlijk heel erg groot.......

Ze moesten met enkele soldaten in drie dagreizen te voet naar Utrecht voor een verhoor. Die tocht ging langs Gorinch, in het Duits klonk dat onbekend. Ze dachten zeker dat ze naar Duitsland gebracht werden. Op de klompen in de oudste kleren, in de stromende regen kwamen ze in Utrecht aan.

Ze werden al gauw vrijgelaten en moesten door de plaatselijke politie te werk gesteld worden. Die gaf hen gelukkig toestemming om naar Hank terug te gaan, ze meenden, dat daar de kans 't grootst was om gauw naar huis te kunnen gaan.

In Hank werden ze bij oude Raamsdonkse buren en andere bekenden heel gastvrij ontvangen. Na enkele weken werd het oorlogsgeweld zo groot dat de hele gemeente Hank moest evacueren. Ze trokken toen mee naar Nieuwendijk. Enkele weken later werd het ook daar te gevaarlijk voor de bevolking.

Ze evacueerden mee naar Werkendam.

Daar woonde een bekend Raamsdonks paar. Een zoon van hen was zeer actief bij de ondergrondsen.

Hij zou z'n best doen....... De winter was streng, er lag veel sneeuw. Contact met thuis was er helemaal niet.

Ik was 5 jaar en weet nog dat m'n ook en tante 't kwamen vertellen. Er werd heel erg gehuild. Niemand kon iets doen, wachten en vanaf de vliering uitkijken naar de hoge schoorsteen van de papierfabriek in Hank.

Daar ergens moesten ze zijn. Als ze nog in leven waren.

In maart mocht een van de drie als eerste mee met de ondergrondse. Omdat mijn vader getrouwd was en kinderen had, ging hij eerst. Toen het donker werd kwamen ze bij elkaar in 'n schuur. Ze waren met 12 mannen. Ze kregen heel duidelijke instructies: “Komen we Duitsers tegen, en het zijn er meer dan 3, dan gooien jullie de zakken post overboord en je geeft je over. Zijn er minder Duitsers dan steek je de handen in de lucht en wij schieten ze neer!” Met 12 in één roeiboot gingen ze de Merwede op. De meesten konden niet zwemmen. Nauwelijks van wal hoorden ze schieten en gillen. Vlug ging men 't riet in. Een andere boot was ontdekt door de Duitsers.

Een hele dag bleef men wachten. De volgende avond werd het weer geprobeerd. Vele uren roeide men over de Merwede richting Lage Zwaluwe. Het was heel donker.

Tegen de morgen wist men niet meer waar men was. De maan en de sterren leken gedraaid te zijn, dat was natuurlijk niet: zij waren gedraaid! Men deed zijn uiterste best en overwoog weer de kant op te zoeken tot de volgende avond. Gelukkig zag toen iemand een bekend punt en ja 's morgens om half 8, na 11 uren varen, waren ze in Lage Zwaluwe: bevrijd gebied!!!

Het was voor de ondergrondsen de laatste tocht. Het overvaren werd zo gevaarlijk door de vele Duitse patrouilles. De twee anderen moesten in Werkendam blijven tot mei. Mijn vader kon wel de familie vertellen waar ze waren en hoe het ging.

Aangekomen in Lage Zwaluwe werd de groep voor verhoor naar Made gebracht. Men moest heel zeker weten, dat er geen spionnen tussen zaten.

Onderweg naar Made zag vader in Wagenberg een bekende en riep vanuit de open wagen: “Zeg tegen moeder dat ik er ben”. Mijn oma woonde daar, die man deed dat en zo hoorden na 4 maanden, dat hij leefde en gauw thuis zou zijn. Vanuit Made werd de groep nog naar Tilburg gebracht en pas na enkele dagen kwam hij werkelijk thuis op 19 maart 1945.

Een feestdag, die wij nooit meer vergeten.

We kregen echte taart, die zat in een rode harten doos.

Ik geloof niet dat we eerder zoiets lekkers gegeten hadden.

Lieske Muskens Rovers