Watersnoodramp 1953

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Het wassende water aan de Lange Broekstraat te Raamsdonk

De watersnoodramp was zeventig jaar geleden een ongelukkige samenloop van omstandigheden; de dijken waren na de oorlog verzwakt, eb dat uitblijft, het water dat al hoog staat, de vloed die op komst is, het feit dat het springtij is en er een noordwesterstorm was, leidt tot de grootste naoorlogse natuurramp in ons land. De gevolgen van de watersnoodramp zijn enorm.
Er vallen 1836 slachtoffers in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953;

  • 864 in Zeeland
  • 677 in Zuid-Holland
  • 247 in Noord-Brabant
  • 7 in Noord-Holland.

Later overlijden nog eens 40 mensen als gevolg van de ramp.

Ruim 20.000 koeien, 2.000 paarden, 1.200 varkens, 3.000 schapen en geiten en tienduizenden kippen, ganzen, konijnen honden en katten en tal van bijenvolken komen om in het water en meer dan 200.00 hectare landbouwgrond komt onder (zout) water te staan. Duizenden woningen en 300 boerderijen worden vernietigd en nog eens 40.000 huizen en 3.000 boerderijen raken beschadigd. In Zeeland, Zuid-Holland en Brabant zijn de dijkdoorbraken talrijk en groot; in totaal is 800 kilometer dijk beschadigd. Nederland stond voor 7,8% onder water. De totale geldschade bedraagt zo'n anderhalf miljard gulden. De ramp ging ook Raamsdonk niet voorbij, maar zette in de bewuste nacht zo'n 80% van het dorp Raamsdonk onder water.

Het water bereikte in Raamsdonksveer een hoogte van 10 cm tot ruim 2 meter, waardoor ca. 2000 inwoners hun huizen moesten verlaten. In de monding van de Donge steeg het water tot 3,78 meter boven NAP; het gemiddeld zeeniveau wordt nul meter NAP genoemd. Anders dan in Zeeland, is er in het de toenmalig gemeente Raamsdonk niemand verdronken. Een foto, waarop bewoners door pontonniers uit Keizersveer met het amfibisch vaartuig DUKW in de Grote Kerkstraat worden gered, verscheen wereldwijd in vooraanstaande dag- en weekbladen. In de Volkskrant stond als onderschrift bij een foto van een van de verwoeste woningen: 'Als een gebombardeerd stadje, zo is de aanblik van Raamsdonksveer. Van de zwaar vernielde woningen zijn zelfs gehele voorgevels en grote stukken van zijmuren weg. Waar de straat was, bruist nu een beek.'

Op zaterdag 31 januari 1953 was omstreeks 19.00 uur het water in de Donge zo hoog gestegen dat het Heereplein begon onder te lopen. Rond 22.00 uur begon het water te zakken en leek Raamsdonksveer aan een ramp te ontsnappen. Niets was minder waar, want door de aanhoudende storm en het springtij begon het water een uur later weer te stijgen en begon het Heereplein weer onder te lopen. Vervolgens ging het snel: op het Sandoel en in de Boterpolder liep het water inmiddels ook door de straten, terwijl in de Kartuizerstraat, bij het sluisje, een gat in de weg was geslagen. Toen het water vanaf het Heereplein het Poststraatje inliep, gaf opperwachtmeester van de Rijkspolitie van der Mooren omstreeks 0.40 uur opdracht alle inwoners door middel van een sirene te waarschuwen. De toestand werd steeds gevaarlijker en omstreeks 2.30 uur was er geen houden meer aan; in een half uur tijd waren het Heereplein, Sandoel en Grote Kerkstraat in rivieren veranderd.

Het reddingswerk door politie, gemeente- en brandweerpersoneel en particulieren werd door de hevige storm en duisternis ernstig belemmerd. Om 3.00 uur verschenen de eerste militairen van de Pontonnierskazerne met vlotten, vletten en amfibievoertuigen om aan het reddingswerk deel te nemen. Tal van geevacueerden vonden onderdak in de kazerne. Om 4.00 uur werd gemeld dat de dijk van de Donge bij de Statendam in Geertruidenberg was doorgebroken, waardoor de Kartuizerpolder vol water liep en niet veel later ook de Oosterhoutseweg veranderde in een rampgebied. Bij het eerste ochtendgloren op zondag 1 februari kon serieus gestart worden met het reddingswerk. Dat was hard nodig, want door het opgestuwde water waren veel huizen zwaar beschadigd, terwijl de bewoners zich verschanst hadden op zolders. Deze morgen kwamen ook de Wilhelminalaan en de Julianalaan onder water.

Bijna geheel Raamsdonksveer stond nu onder water, met uitzondering van de Prins Hendrikstaat, Prins Bernhardstraat, een gedeelte van de Julianalaan, Keizersdijk en de Hoofdstraat. De hoogste stand, ruim 2 meter, werd gemeten in de Boterpolder. Ook Raamsdonk ontkwam niet aan wateroverlast: omstreeks 10.00 uur stroomde het water vanuit de Oude Polder over de Engelse Wal, Lange Broekstraat en Kerkstraat. Opperwachtmeester van der Mooren kon tijdens de watersnood constateren dat de bevolking zich rustig gedroeg en positief reageerde op bevolen maatregelen. De elektriciteitsvoorziening viel onder andere op het Sandoel en de Keizersdijk enige dagen uit. Vanaf dinsdag 3 februari werd de toestand geleidelijk aan beter en konden sommige gezinnen weer terugkeren naar hun huis. In de scholen waren nog zo'n tien dagen lang evacuées ondergebracht. Op 10 februari 1953 bracht Prins Bernhard een bezoek aan onze gemeente per helikopter, waar hij werd ontvangen door burgemeester Prinssen. Volgens een destijds door de gemeente verstrekte opgave zijn in de toenmalige gemeente Raamsdonk 25 woningen verwoest, 40 woningen zwaar beschadigd en hadden zo'n 100 woningen in Raamsdonk-dorp en ruim 800 in Raamsdonksveer waterschade.

Onder leiding van Jacob Algera, minister van Verkeer en Waterstaat, wordt op 21 februari 1953 de Deltacommissie opgericht om rampen zoals de februariramp in de toekomst te voorkomen. Johan van Veen, civiel ingenieur van Rijkswaterstaat, is de grondlegger van de Deltawerken. Hij diende twee dagen voor de watersnoodramp in 1953 bij de minister plannen in voor stormvloedkeringen om het Deltagebied te beschermen. Binnen een jaar na de ramp ging de eerste schop de grond in; 43 jaar later voltooide Rijkswaterstaat de laatste grote projecten. De Deltawerken bestaan uit vijf stormvloedkeringen, waaronder de tussen 1976 en 1986 gebouwde negen kilometer lange Oosterscheldekering, twee sluizen en zes dammen. Dat blijkt niet voldoende te zijn, want door stijging van de zeespiegel en extremer weer door opwarming van de aarde wordt de kans op overstromingen in ons land groter. Zo ontsnapte Gorinchem in de eerste week van februari 1995 aan een watersnoodramp toen een dijkdoorbraak dreigde. Als de dijk onder druk van het beukende water zou bezwijken, zouden de woningen van ongeveer 10.000 Gorcumers drie tot zes meter onder water komen te staan. Minder geluk hadden de Limburgers in juli 2021 toen een watersnoodramp plaatsvond met Valkenburg aan de Geul als zwaarst getroffen gemeente. Geschatte schade 1,8 miljard euro. 26% van Nederland ligt onder de zeespiegel en 59% van ons land is kwetsbaar voor overstromingen en hoog water bij overstromingen.

Door bodemverzakking zakt Nederland steeds meer en dieper (0,8 tot 2cm per jaar) onder de zeespiegel. Het wordt nu echt tijd dat het Nederlandse kabinet alles op alles gaat zetten om opwarming van de aarde [1] en stijging van de zeespiegel te voorkomen. Anders gaan we steeds meer te maken krijgen met watersnoodrampen. Het klimaat verandert immers veel sneller dan verwacht.

Bronnen: Terry van Erp, diverse online onderzoek, en eigen archief.

Geraadpleegde literatuur: Verslag van de Groepscommandant, opperwachtmeester A.R. van der Mooren aan burgemeester J. Prinssen

Digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp

Wiki Raamsdonk


  1. Terry van Erp https://weerhuisje.eu/wetenswaardigheden.html ‘De aarde warmt niet op, maar koelt juist af’, 'De opwarming van de aarde, veroorzaakt door mensen is een krachtig fenomeen, maar de krachten van de natuur zijn sterker'. Russische wetenschappers van het Pulkovo Observatorium in St Petersburg verwachten dat het gedurende deze eeuw niet warmer zal worden, maar kouder. Zij menen aanwijzingen te hebben dat er tussen 2030 en 2040 een nieuwe 'ijstijd' zal aanbreken. Zo'n kleine ijstijd is er iedere 200 jaar en nu zijn we weer aan de beurt, denken zij. Het zou, als het waar is, zorgen voor een paar graden lagere gemiddelde temperaturen; meer dan genoeg om de effecten van de opwarming te compenseren.
    De laatste ijskoude periode, die gekend staat als 'de kleine IJstijd' deed zich voor tussen 1650 en 1850. Aan de schilderijen uit de Gouden Eeuw kun je zien dat het toen kouder was: er wordt heel veel op geschaatst.
    De nieuwe koude periode zal plaatsvinden rond 2030-2040. Toch hoeven we ons volgens de onderzoekers nog niet te veel zorgen te maken: 'De activiteit van de zon zal afnemen, maar het zal zeker niet zo koud worden als tijdens de 17de eeuw', aldus de Russische wetenschapper Yuri Nagovitsyn.