Ambacht (gebiedsnaam)
Een ambacht was vroeger een rechtsgebied, een ambtsgebied of vrije heerlijkheid, in Holland, Zeeland of Vlaanderen waar de landsheer een ambtenaar, de zogenaamde ambachtsheer, voor bestuur en rechtspraak had aangesteld, onder andere op waterstaatkundig gebied. Bijvoorbeeld: Veurne-Ambacht, Vlaardinger-Ambacht, nu een wijk in de gemeente Vlaardingen.
Ambacht is een vertaling van het woord officium. De precieze terminologie verschilde in de verschillende graafschappen en hertogdommen.
Brabant en Vlaanderen
De kasselrij Brugse Vrije was ingedeeld in ambachten. Elk ambacht was op zijn beurt ingedeeld in één of meerdere parochies.
De berijder had op niveau van het ambacht de touwtjes in handen. Hij was een dienstman van de hoogbaljuw, en stond dus in voor de orde-handhaving, en kon daartoe boetes uitdelen en overtreders van de wet voor de rechter brengen. Hij deed beslagnames etc. en werd vaak bijgestaan door officieren.
De amman was een gerechtelijk ambtenaar die op het niveau van het ambacht de dagingen deed voor rechtszaken, daarnaast moest hij nieuwe wetgeving bekendmaken aan de bevolking.
West-Friesland
In West-Friesland week de betekenis enigszins af: van oudsher was West-Friesland verdeeld in vier ambachten, die beduidend groter waren dan wat in Holland gebruikelijk was en die kennelijk al bestonden voor de definitieve onderwerping door de Hollandse graven. Deze ambachten waren een combinatie van enkele koggen, die ieder weer bestonden uit meestal vier bannen. Deze kleinste eenheden kwamen ruwweg overeen met een ambacht in de rest van Holland. De West-Friese ambachten waren geen heerlijkheden. Vanaf de 15e eeuw hadden ze vooral een waterstaatkundige taak als dijkgraafschappen. Als zodanig hebben de Westfriese ambachten gefunctioneerd tot ver in de twintigste eeuw.