De vesting Geertruidenberg
Met het verkrijgen van stadsrechten in 1213 wordt Geertruidenberg de eerste stad van het Graafschap Holland, strategisch gelegen aan belangrijke vaarroutes. Al in 1319 wordt de stad ommuurd met rondelen en poorten.
Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog nemen de Staatsen de stad in. Prins Willem van Oranje geeft daarna opdracht om de stadsmuur geleidelijk te vervangen door vestingwerken, met nieuwe wallen in plaats van gemetselde muren en drie bastions.
De vesting komt in 1589 weer in Spaanse handen, doordat het muitende Engelse garnizoen de stad aan de Spanjaarden verkoopt. Vier jaar later, in 1593, lukt het Prins Maurits om de stad weer te heroveren. Hij zorgt er rond 1600 voor dat de vesting verder wordt uitgebreid, met onder meer nog drie extra bastions.
Kort na afloop van de Tachtigjarige Oorlog worden weer herstel- en verbeterwerkzaamheden uitgevoerd, maar een echte modernisering volgt rond 1700, als Menno van Coehoorn de meeste vestingsteden onder handen neemt. De vesting krijgt de vorm van een onregelmatige achthoek met een natte gracht.
Na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 wordt Geertruidenberg als vestingstad opgeheven. Maar tijdens de Belgische Opstand in 1830 wordt de vesting weer snel in ere hersteld. In de jaren erna wordt het aantal bastions teruggebracht tot acht.
De overblijfselen van de versterkingen die in 1833-1837 zijn aangelegd, de wallen, de buitenwerken en de grachten langs de noord- en de westzijde van de stad, met nog twee bastions, waarvan een met kat (binnenbastion) en een deel van een enveloppe, staan tegenwoordig op de Rijksmonumentenlijst, vanwege hun krijgshistorische waarde.
In verband met de aanleg van de spoorlijn Den Bosch-Lage Zwaluwe werd in 1885 het zuidelijk front aanzienlijk gewijzigd, waarbij het station binnen de vesting kwam te liggen. Begin vijftiger jaren van de 20e eeuw werden enkele restanten van de vestingwerken gerestaureerd.
Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp