Inundatie (1944-1945)
De inundatie van 1944-1945 werd door de Duitse bezetter in Nederland geïnitieerd om mogelijke aanvallen van de geallieerden af te slaan. In mei 1945 stond ongeveer 250.000 hectare (ha) ofwel 9% van het Nederlandse grondgebied onder water.
Voorbereiding
Erwin Rommel, de inspecteur-generaal van de Atlantikwall, was begin 1944 tweemaal in Nederland om de mogelijkheden van inundatie te bespreken. Het Duitse leger had twee inundatielijnen in voorbereiding, namelijk: [1]
- de Vordere Wasserstellung liep van Edam, langs de forten van de Stelling van Amsterdam, naar Alphen aan den Rijn, Gouda en Rotterdam.
- de Hintere Wasserstellung, volgde het traject van de Oude Hollandse Waterlinie. Deze verdediging was vooral bedoeld om een mogelijke aanval van de geallieerden uit het oosten van Nederland te verhinderen.
Het eerste inundatiebevel kwam op 11 februari 1944 en tot medio maart kreeg de bevolking de tijd weg te trekken uit de inundatiegebieden. Citefout: Na het label <ref>
ontbreekt het afsluitende label </ref>
Met de inundaties werden vooral de provincies Gelderland (52.000 ha), Zuid-Holland (47.000), Zeeland (46.000) en Noord-Holland (40.000) getroffen. In de overige provincies was de schade ook duidelijk aanwezig: Utrecht (21.000), Overijssel (16.000), Groningen (14.000), Friesland (10.000) en ten slotte Noord-Brabant (12.000).[2]
Galerij
-
Britse troepen tussen Beek en Kranenburg.
-
Een wagen van de weg geraakt in Beveland.
-
Britse troepen in Nederland
-
Luchtopname van de Wieringermeer onder water
Zie ook
- ↑ Eelco Beukers (redacteur), Hollanders en het Water, deel II. Uitgeverij Verloren, Hilversum (2007), pp.499-503, ISBN 978 90 6550 972 7
- ↑ Citefout: Onjuist label
<ref>
; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naamSchade