Begraven

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Versie door Colani (overleg | bijdragen) op 21 mei 2022 om 07:45
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Tot de vijftiende eeuw werden overledenen opgebaard in hun gewone kleding en op de dag van de begrafenisin een mat gerold aan de aarde toevertrouwd.
 
De aanspreker
In de zestiende eeuw begon men de overledene in een kist te leggen. Voor rijken was een stenen, loden of tinnen kist, voor welgestelden een eikenhouten kist met ijzeren, koperen of soms zilveren schroeven en hengselsen voor eenvoudigen en armen een vurenhouten kist die voor de begrafenis werd dichtgespijkerd.
 
Zodra een kist naar hetsterfhuis was gebracht, gingen de buren er naar toe om deoverledene te ‘kisten’. Ze plaatsten de kist in het voorhuis of in een zijkamer op twee schragen en legden de overledene na deze aangekleed te hebben erin, nooit met het hoofd maar altijd met de voeten naar de deur.
Waren een kraamvrouw en haar baby gestorven, dan legden ze beiden in dezelfde kist: de baby in de armen van de moeder. De aanspreker, ook wel doodbidder geheten,ging vervolgens rond om familie en bekenden over een sterfgeval te informeren en uit te nodigenvoor de begrafenis.
 
Bij gereformeerden in de zestiende eeuw kwam voorafgaande aan de begrafenis de dominee aan huis, las een gedeelte uit de Bijbel voor en bad samen met de aanwezigen.
Daarna ging men op weg naar de begraafplaats. Soms ging de dominee mee.
Boeren begrafenis 17e eeuw
Na de begrafenis keerden de genodigden terug naar het sterfhuis. Daar werd royaal wijngeschonken. De gereformeerden namen afstand van allerlei riten die door rooms-katholieken gepraktiseerd werden. Grafredes en ‘lijkpredikaties’ zouden slechts aanleiding geven tot het roemen van de deugden van de overledenen en voedsel geven aan het denkbeeld dat hun zielenheil nog te beïnvloeden was. De praktijk van aflaten en van votiefmissen wezen ze af. Ook hechtten ze geen enkele waarde aan absolverende zinnen van een priester waarmee deze kwijtschelding van schulden of zondenvergeving toezei.

 

De volmacht over dood en leven, zonde en vergeving ligt – zo stelden ze – niet in de handen (van de geestelijkheid) van de kerk, maar uitsluitend bij de levende God zelf.
Bij een begrafenis staat de kerk met lege handen. Ze moet geen volmachten geven aan valse volmachten. Voor de gereformeerden mocht een begrafenis onder geen voorwaarde ‘paaps’ (rooms-katholiek) zijn. Ze waren huiverig ten aanzien van een liturgische viering bij een begrafenis, en sommigen zagen haar het liefst afgeschaft.