Raamsdonks, Veers en Waspiks dialect
Waar herken je de dialecten van Raamsdonk, Waspik en Raamsdonksveer aan? Hoe verschillen ze van de andere Langstraatse dialecten? Hier kom je het te weten.
Failijk lus ik gin hoisbônne, mar meej join vain ik ze beeter te proime.
Eigenlijk lust ik geen tuinbonen, maar met uien vind ik ze beter te pruimen.
- roise - wrijven
- schreepel - schoffel
- kinkeluut - kikker
- senspaol - verkeerslicht
- schetse - schaatsen
Haol de gaite van d’n daik…
In het westelijke puntje van de Langstraat liggen Waspik (Waspik), Raamsdonk (daar Rammesdoenk geheten, in Waspik Rammesdong, en ten oosten ervan Ròmsdonk) en Raamsdonksveer (‘t Vèèr). De dialecten van die plaatsen wijken op bepaalde punten ook duidelijk af van de andere Langstraatdialecten.
Typisch voor de drie westelijke plaatsen zijn de ai- en de oi-klank waar het Waalwijks ij en ui heeft en de rest van de Langstraat èè en èù. Zo is een luis in Waspik, Raamsdonk en Raamsdonksveer een lois en een peer die rijp is, is er raip.
Er is een zinnetje dat vaak aan Waspik toegedicht wordt: Haol de gaite van d’n daik want ‘r koome boenken aon de loecht. Bij de hedendaagse Waspikkers past die uitspraak niet meer: de oe-klank in boenke en loecht is uit Waspik verdwenen; in Raamsdonk en Raamsdonksveer hoor je die oe alleen nog bij de ouderen, zoals ook in oepgedroenke (opgedronken), hai troek (hij trok), boebel (bobbel) en petoefel (pantoffel) zeggen. De gesloten o is er namelijk in bepaalde gevallen veranderd in een oe. Een bok en een boek zijn er van oudsher allebei een boek.
Een ander punt waarop Waspik, Raamsdonk en Raamsdonksveer van de andere Langstraatdialecten verschillen, is de a-klank in bepaalde woorden. Die wordt in alle plaatsen behalve dit westelijke drietal gerekt voor een f, s en ch: bijvoorbeeld Waalwijks d’r aaf, kaaft, paase, maast, laache, aacht versus Waspiks, Raamsdonks en Raamsdonksveers d’r af, kaft, passe, mast, lache, acht.
Tot slot hebben de drie westelijke plaatsen meer West-Brabantse invloeden. Zo zeggen ze hoôre, moei en droôg in plaats van heûre, muuj en dreûg. Die laatste drie vormen zijn typisch Oost-Brabants, de eerste drie West-Brabants.
Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp