Annie Waas-Lemmens "Arme echtparen werden gescheiden van elkaar": verschil tussen versies

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
kGeen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1: Regel 1:
=== Klassenjustitie ===
=== Klassenjustitie ===
Wat God verbonden heeft kan de mens niet scheiden, maar de Zusters van Schijndel konden dat wel.
Wat God verbonden heeft kan de mens niet scheiden, maar de [https://www.zustersvanliefde.nl/tekst/1/startpagina.html| Zusters van Schijndel] konden dat wel.


Echtparen met geld woonden in het klooster samen op één kamer, maar echtparen zonder centen mochten niet bij elkaar wonen en werden door de zusters zonder pardon gescheiden: de mannen op de mannenafdeling en de vrouwen op de vrouwenafdeling.” Aan het woord is [[Huub Waas & Annie Lemmens|Annie Lemmens]]. Zij heeft deze vorm van klassenjustitie van dichtbij meegemaakt, want de in 1931 in Hapert geboren Annie Lemmens werkte van oktober 1946 tot februari 1949 als dienstmeisje in het [[Adrianus-gesticht]].
Echtparen met geld woonden in het klooster samen op één kamer, maar echtparen zonder centen mochten niet bij elkaar wonen en werden door de zusters zonder pardon gescheiden: de mannen op de mannenafdeling en de vrouwen op de vrouwenafdeling.” Aan het woord is [[Huub Waas & Annie Lemmens|Annie Lemmens]]. Zij heeft deze vorm van klassenjustitie van dichtbij meegemaakt, want de in 1931 in Hapert geboren Annie Lemmens werkte van oktober 1946 tot februari 1949 als dienstmeisje in het [[Adrianus-gesticht]].
Regel 10: Regel 10:


=== Dagindeling ===
=== Dagindeling ===
Het was volgens Annie Lemmens in het Adrianus-gesticht een Goddelijk leven. Zij vertelt over de dagindeling: “Om zeven uur 's morgens gingen we naar de kerkdienst die onder leiding stond van [[pastoor Hubertus Kamp]], een bijzonder fijne man. Hij was eerst pastoor in Orthen bij Den Bosch en is als rustend heer weer teruggekomen naar zijn geboortedorp [[Raamsdonk]]. Hij beschikte over een zit- en slaapkamer in het klooster. Op 12 april was hij jarig en elk jaar trakteerde hij iedereen in het Klooster op haring. Op 3 november is het feest van Sint Hubertus en zijn naamdag kreeg iedereen altijd paling van hem. Jan de Kuster kwam dan naar het klooster om de paling schoon te maken. Na de kerkdienst gingen we met de andere dienstmeisjes brood rondbrengen naar de pensiongasten met een eigen kamer en de arme ouderen, die evenals de zusters sliepen in een celleke achter een gordijn. In totaal woonden er in het klooster ruim vijftig bewoners, inclusief dertien Zusters van Schijndel. Na het rondbrengen van het eten mochten we zelf ontbijten en daarna deden we tot tien uur allerlei werkzaamheden zoals kamers poetsen en koffie rondbrengen.
Het was volgens Annie Lemmens in het Adrianus-gesticht een Goddelijk leven. Zij vertelt over de dagindeling: “Om zeven uur 's morgens gingen we naar de kerkdienst die onder leiding stond van [https://genealogie-raamsdonk.nl/family.php?tree_id=1&id=&main_person=I43076|pastoor Hubertus Kamp], een bijzonder fijne man. Hij was eerst pastoor in Orthen bij Den Bosch en is als rustend heer weer teruggekomen naar zijn geboortedorp [[Raamsdonk]]. Hij beschikte over een zit- en slaapkamer in het klooster. Op 2 mei was hij jarig en elk jaar trakteerde hij iedereen in het Klooster op haring. Op 3 november is het feest van Sint Hubertus en op zijn naamdag kreeg iedereen altijd paling van hem. Jan de Kuster kwam dan naar het klooster om de paling schoon te maken. Op 12 juli 1948 [https://bidprentjes-raamsdonk.nl/picture.php?/1063 †]is pastoor Kamp overleden. Na de kerkdienst gingen we met de andere dienstmeisjes brood rondbrengen naar de pensiongasten met een eigen kamer en de arme ouderen, die evenals de zusters sliepen in een celleke achter een gordijn. In totaal woonden er in het klooster ruim vijftig bewoners, inclusief dertien [[https://www.zustersvanliefde.nl/tekst/1/startpagina.html | Zusters van Schijndel]]. Na het rondbrengen van het eten mochten we zelf ontbijten en daarna deden we tot tien uur allerlei werkzaamheden zoals kamers poetsen en koffie rondbrengen.
Als de zusters van iemand iets eetbaars cadeau hadden gekregen, bijvoorbeeld peperkoek, dan werd dat met alle bewoners, rijk en arm, gedeeld.
Als de zusters van iemand iets eetbaars cadeau hadden gekregen, bijvoorbeeld peperkoek, dan werd dat met alle bewoners, rijk en arm, gedeeld.
Om half twaalf moesten we het warme eten rondbrengen, vervolgens gingen we zelf eten en aansluitend afwassen en opruimen.
Om half twaalf moesten we het warme eten rondbrengen, vervolgens gingen we zelf eten en aansluitend afwassen en opruimen.
Regel 16: Regel 16:


=== Keukengeheimen ===
=== Keukengeheimen ===
De keuken was verboden terrein voor de dienstmeisjes, alleen als er gepoetst moest worden waren ze er welkom. [[Zuster Willebrord]], een goedmoedige dikkerd, zwaaide er met de pollepel en zorgde elke dag weer voor het eten. Zij werd later opgevolgd door [[zuster Stephanie]]. Annie Waas vervolgt haar verhaal: “De bewoners van het klooster kregen goed eten voorgezet. Er was op gebied van maaltijden absoluut geen verschil tussen de ‘rijke’ pensiongasten en de armen op de zalen. Het was duidelijk merkbaar dat alle bewoners het er goed naar de zin hadden. Er waren vier bakkers in het dorp die om de beurt een maand brood mochten leveren. Vaste slager was Jan van Amelsvoort ofwel [[Wie kwamen we tegen|Jan de Slachter]]. Er liepen gemiddeld zes à acht varkens bij het klooster en regelmatig kwam van Amelsvoort een varken slachten. De Zusters van Schijndel schroomden overigens niet om af en toe zelf een varken te slachten.
De keuken was verboden terrein voor de dienstmeisjes, alleen als er gepoetst moest worden waren ze er welkom. [[Zuster Willebrord]], een goedmoedige dikkerd, zwaaide er met de pollepel en zorgde elke dag weer voor het eten. Zij werd later opgevolgd door [[zuster Stephanie]]. Annie Waas vervolgt haar verhaal: “De bewoners van het klooster kregen goed eten voorgezet. Er was op gebied van maaltijden absoluut geen verschil tussen de ‘rijke’ pensiongasten en de armen op de zalen. Het was duidelijk merkbaar dat alle bewoners het er goed naar de zin hadden. Er waren vier bakkers in het dorp die om de beurt een maand brood mochten leveren. Vaste slager was[[Jan van Amelsvoort & Dien van Strien|Jan van Amelsvoort]] ofwel [[Wie kwamen we tegen|Jan de Slachter]]. Er liepen gemiddeld zes à acht varkens bij het klooster en regelmatig kwam van Amelsvoort een varken slachten. De Zusters van Schijndel schroomden overigens niet om af en toe zelf een varken te slachten.
Daarnaast mocht slager Boons heel af en toe vlees leveren.
Daarnaast mocht slager [[Henk Boons & Jo Leijten|Henk Boons]] heel af en toe vlees leveren.


Op een keer hadden de Zusters van Schijndel onder elkaar moeilijkheden en ik zei toen tegen een van de zusters: "Je moet die spreuk in de keuken maar eens lezen." Die had ze nog nooit gezien. In een lijstje hing de volgende tekst: Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is 't leven zoet, waar men blij en ongedwongen. alles voor elkander doet. En dan ging ik weer vrolijk aan het werk.
Op een keer hadden de Zusters onder elkaar moeilijkheden en ik zei toen tegen een van de zusters: "Je moet die spreuk in de keuken maar eens lezen." Die had ze nog nooit gezien. In een lijstje hing de volgende tekst: Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is 't leven zoet, waar men blij en ongedwongen, alles voor elkander doet. En dan ging ik weer vrolijk aan het werk.


De zusters vormden over het algemeen een hechte eenheid.
De zusters vormden over het algemeen een hechte eenheid.
Als er een zuster werd overgeplaatst dan was iedereen erg bedroefd, want de zusters verbleven nou eenmaal graag in het [[Adrianus-gesticht]]. Voor mij is het ook een fijne tijd in mijn leven geweest. Ik was niet het enige dienstmeisje die in het klooster woonde, ook Cor Boons en Cor Coenders waren er dag en nacht. De andere meisjes waaronder Riek Boons, Mien van Dongen, Cor de Groot en Dien Kemmeren woonden bij hun ouders in het dorp. Elk kwartaal mocht ik een week naar huis en dan kreeg ik drie maanden salaris mee; het reisgeld werd betaald door de zusters. Begin 1949 kreeg ik onenigheid met meisjes van buiten de regio die net waren aangenomen en ik vond in mijn ogen bij Moeder Overste te weinig begrip voor mijn problemen. Ik heb toen ontslag genomen en ben vervolgens drie jaar gaan werken in de huishouding bij een bakker in Bladel, waar een broer van bakker Frans Rooijackers uit
Als er een zuster werd overgeplaatst dan was iedereen erg bedroefd, want de zusters verbleven nou eenmaal graag in het [[Adrianus-gesticht]]. Voor mij is het ook een fijne tijd in mijn leven geweest. Ik was niet het enige dienstmeisje die in het klooster woonde, ook [https://genealogie-raamsdonk.nl/index.php?page=family&tree_id=1&id=F12013&main_person=I42176#person_I42176| Cor Boons] en [https://bidprentjes-raamsdonk.nl/picture.php?/780| Cor Coenders] waren er dag en nacht. De andere meisjes waaronder Riek Boons, Mien van Dongen, Cor de Groot en Dien Kemmeren woonden bij hun ouders in het dorp. Elk kwartaal mocht ik een week naar huis en dan kreeg ik drie maanden salaris mee; het reisgeld werd betaald door de zusters. Begin 1949 kreeg ik onenigheid met meisjes van buiten de regio die net waren aangenomen en ik vond in mijn ogen bij Moeder Overste te weinig begrip voor mijn problemen. Ik heb toen ontslag genomen en ben vervolgens drie jaar gaan werken in de huishouding bij een bakker in Bladel, waar een broer van bakker Frans Rooijackers uit
Raamsdonk woonde en waar ik 60 gulden in de maand verdiende. In 1954 ben ik weer teruggekomen naar Raamsdonk en ben ik met Huub Waas getrouwd.”
Raamsdonk woonde en waar ik 60 gulden in de maand verdiende. In 1954 ben ik weer teruggekomen naar Raamsdonk en ben ik met Huub Waas getrouwd.”
<br><br>
<br><br>

Versie van 27 mei 2024 08:25

Klassenjustitie

Wat God verbonden heeft kan de mens niet scheiden, maar de Zusters van Schijndel konden dat wel.

Echtparen met geld woonden in het klooster samen op één kamer, maar echtparen zonder centen mochten niet bij elkaar wonen en werden door de zusters zonder pardon gescheiden: de mannen op de mannenafdeling en de vrouwen op de vrouwenafdeling.” Aan het woord is Annie Lemmens. Zij heeft deze vorm van klassenjustitie van dichtbij meegemaakt, want de in 1931 in Hapert geboren Annie Lemmens werkte van oktober 1946 tot februari 1949 als dienstmeisje in het Adrianus-gesticht.

Annie Lemmens was veertien jaar toen zij met haar familie een bezoek bracht aan het Adrianus-gesticht waar zuster Aleida, een zus van haar vader werkte en woonde. Zij vertelt doorover: “We gingen met een omgebouwde vrachtwagen met de hele familie een dag naar Raamsdonk. We werden door de zusters hartelijk ontvangen en ze hadden zelfs een klaslokaal leeggeruimd waar wij met onze familie konden zitten. Later die dag kreeg ik nog een rondleiding door het klooster met zuster Petronillia, het toenmalig hoofd van de school. Op een gegeven moment werd door Moeder Overste Andrea aan mij gevraagd of ik in het klooster wilde komen werken. Tegen mijn moeder vertelde ze dat ik niet meer mee hoefde te nemen dan hetgeen ik aan had; op die manier werd mijn moeder min of meer omgepraat. Ik wilde in eerste instantie niet, maar toen ik van mijn moeder hoorde dat ik niets mee hoefde te brengen, vond ik het toch wel interessant.

Ik ben in september 1946 in Raamsdonk gekomen en op 1 oktober kwam ik officieel in dienst als dienstmeisje voor ƒ45 gulden per maand plus kost, kleding en inwoning. Moeder Overste Andrea is van 1945 tot 1951 in het klooster werkzaam geweest, want ze werden altijd voor een periode van zes jaar benoemd.

Dagindeling

Het was volgens Annie Lemmens in het Adrianus-gesticht een Goddelijk leven. Zij vertelt over de dagindeling: “Om zeven uur 's morgens gingen we naar de kerkdienst die onder leiding stond van Hubertus Kamp, een bijzonder fijne man. Hij was eerst pastoor in Orthen bij Den Bosch en is als rustend heer weer teruggekomen naar zijn geboortedorp Raamsdonk. Hij beschikte over een zit- en slaapkamer in het klooster. Op 2 mei was hij jarig en elk jaar trakteerde hij iedereen in het Klooster op haring. Op 3 november is het feest van Sint Hubertus en op zijn naamdag kreeg iedereen altijd paling van hem. Jan de Kuster kwam dan naar het klooster om de paling schoon te maken. Op 12 juli 1948 is pastoor Kamp overleden. Na de kerkdienst gingen we met de andere dienstmeisjes brood rondbrengen naar de pensiongasten met een eigen kamer en de arme ouderen, die evenals de zusters sliepen in een celleke achter een gordijn. In totaal woonden er in het klooster ruim vijftig bewoners, inclusief dertien [| Zusters van Schijndel]. Na het rondbrengen van het eten mochten we zelf ontbijten en daarna deden we tot tien uur allerlei werkzaamheden zoals kamers poetsen en koffie rondbrengen. Als de zusters van iemand iets eetbaars cadeau hadden gekregen, bijvoorbeeld peperkoek, dan werd dat met alle bewoners, rijk en arm, gedeeld. Om half twaalf moesten we het warme eten rondbrengen, vervolgens gingen we zelf eten en aansluitend afwassen en opruimen. Tot twee uur ’s middags waren we vrij. Daarna deden we een theeronde en tot vier uur waren we bezig met alle voorkomende werkzaamheden. Vervolgens gingen we brood rondbrengen en aansluitend zelf eten. Na het opruimen waren we klaar met ons werk. Elke dag werd om negen uur ’s avonds afgesloten met een gebed en een rozenhoedje bidden. Eenmaal in de vier weken was het wasdag en moesten we meehelpen. Er konden vier manden was in de wasmachine en in het gebouwtje dat aan het klooster vastzat stond ook een grote centrifuge; het was een soort wasserij in het klein. Als wij bezig waren met de was, dan brachten de Zusters van Schijndel zelf het eten rond. Elke zaterdagmiddag moesten we beneden de gang schrobben. De grote schoonmaak vond in het voorjaar plaats en in de vakantieperiode werden de schoollokalen schoongemaakt.

Keukengeheimen

De keuken was verboden terrein voor de dienstmeisjes, alleen als er gepoetst moest worden waren ze er welkom. Zuster Willebrord, een goedmoedige dikkerd, zwaaide er met de pollepel en zorgde elke dag weer voor het eten. Zij werd later opgevolgd door zuster Stephanie. Annie Waas vervolgt haar verhaal: “De bewoners van het klooster kregen goed eten voorgezet. Er was op gebied van maaltijden absoluut geen verschil tussen de ‘rijke’ pensiongasten en de armen op de zalen. Het was duidelijk merkbaar dat alle bewoners het er goed naar de zin hadden. Er waren vier bakkers in het dorp die om de beurt een maand brood mochten leveren. Vaste slager wasJan van Amelsvoort ofwel Jan de Slachter. Er liepen gemiddeld zes à acht varkens bij het klooster en regelmatig kwam van Amelsvoort een varken slachten. De Zusters van Schijndel schroomden overigens niet om af en toe zelf een varken te slachten. Daarnaast mocht slager Henk Boons heel af en toe vlees leveren.

Op een keer hadden de Zusters onder elkaar moeilijkheden en ik zei toen tegen een van de zusters: "Je moet die spreuk in de keuken maar eens lezen." Die had ze nog nooit gezien. In een lijstje hing de volgende tekst: Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is 't leven zoet, waar men blij en ongedwongen, alles voor elkander doet. En dan ging ik weer vrolijk aan het werk.

De zusters vormden over het algemeen een hechte eenheid. Als er een zuster werd overgeplaatst dan was iedereen erg bedroefd, want de zusters verbleven nou eenmaal graag in het Adrianus-gesticht. Voor mij is het ook een fijne tijd in mijn leven geweest. Ik was niet het enige dienstmeisje die in het klooster woonde, ook Cor Boons en Cor Coenders waren er dag en nacht. De andere meisjes waaronder Riek Boons, Mien van Dongen, Cor de Groot en Dien Kemmeren woonden bij hun ouders in het dorp. Elk kwartaal mocht ik een week naar huis en dan kreeg ik drie maanden salaris mee; het reisgeld werd betaald door de zusters. Begin 1949 kreeg ik onenigheid met meisjes van buiten de regio die net waren aangenomen en ik vond in mijn ogen bij Moeder Overste te weinig begrip voor mijn problemen. Ik heb toen ontslag genomen en ben vervolgens drie jaar gaan werken in de huishouding bij een bakker in Bladel, waar een broer van bakker Frans Rooijackers uit Raamsdonk woonde en waar ik 60 gulden in de maand verdiende. In 1954 ben ik weer teruggekomen naar Raamsdonk en ben ik met Huub Waas getrouwd.”

Bron: Annie Lemmens uit de uitgaven van Raamsdonks Historie 1907 – 2007 Adrianusgebouw