Willem IV van Holland
Willem IV | ||
---|---|---|
1307-1345 | ||
Willem IV van Holland | ||
Graaf van Holland | ||
Periode | 1337-1345 | |
Voorganger | Willem III de Goede | |
Opvolger | Margaretha van Henegouwen | |
Graaf van Henegouwen | ||
Periode | 1337-1345 | |
Voorganger | Willem I de Goede | |
Opvolger | Margaretha van Henegouwen | |
Vader | Willem III van Holland | |
Moeder | Johanna van Valois | |
Dynastie | Huis Avesnes | |
Partner | Johanna van Brabant (1336) | |
Wapen van Willem |
Willem IV (1307 - Stavoren, 26 september 1345) was als Willem IV van Holland graaf van Holland en Zeeland en als Willem II van Henegouwen graaf van Henegouwen. Hij stamde uit het huis Avesnes.
Afkomst
Veel is er niet over hem bekend. Hij werd in 1308 geboren als tweede zoon van Willem III en Jeanne de Valois. Hij volgde zijn vader Willem III op. Hij staat bekend als Willem de Stoute (Le comte hardi) en moet een moedig ridder zijn geweest. In 1336 trad hij in het huwelijk met Johanna van Brabant in Limburg. Op het moment van zijn dood had hij geen wettige nakomelingen.[1] Hun gemeenschappelijke zoon Willem stierf op jeugdige leeftijd. Willem IV had twee bastaardzonen, Adam van Berwaerde en Johan van Vlissingen.
Hij hield er een dure levensstijl op na, met vele veldtochten die voortkwamen uit het ridderideaal.
Betrokkenheid bij de beginfase Honderdjarige Oorlog
Hij sloot een verbond met zijn zwager Eduard III van Engeland, (getrouwd met Willems jongere zuster Filippa van Henegouwen), die daarop ten strijd trok tegen Frankrijk, wat uit zou groeien tot de Honderdjarige Oorlog. Ondanks aandringen van keizer Lodewijk IV trok Willem echter niet op tegen Frankrijk. Eduard trok hierop plunderend door Henegouwen, waarna Willem zich aansloot bij Filips VI van Frankrijk. Dit verbond duurde echter ook niet lang en Willem had zich alweer aangesloten bij Eduard, nadat de Engelsen de Franse vloot vernietigden in de slag bij Sluis in 1340.
Deelname aan kruistochten
In zijn jonge jaren vocht hij in Spanje en reisde hij ook naar het Heilige Land. Later nam Willem driemaal deel aan de zogenaamde Pruisentochten. Dit waren zomerkruistochten van de Duitse Orde tegen de heidense Litouwers en Pruisen. Hier namen afgevaardigden van de gehele West-Europese adel aan deel. Om deze reizen te financieren, verkocht hij veel privileges aan de steden. Ook nam hij vertegenwoordigers van de steden op in de hof van Holland (raad van Hillegom). De steden groeiden in deze periode uit tot belangrijke machtsfactoren. Zo verleende hij op 7 juni 1340 stadsrechten aan Rotterdam.
Verhouding met Utrecht
Hij had veel invloed op de aanstelling van Jan van Arkel als bisschop van Utrecht. Deze keerde zich tegen hem. Willem voelde zich daarop gedwongen om in 1345 een beleg rondom Utrecht te slaan. De bisschop stemde na acht weken in met een bestand, waarbij de positie van de graaf werd erkend.
Overlijden, Slag bij Warns
Over zijn dood tijdens de Slag bij Warns op 26 september 1345 is veel bekend. Samen met zijn oom, Jan van Beaumont, graaf van Soissons, trok hij op naar Friesland, en wel naar Stavoren om daar bij het Sint-Odulphusklooster een sterke vesting te maken. Geharnast, maar zonder paarden, trokken ze brandschattend op. De plaatselijke bevolking had echter een hinderlaag voorbereid en in het moerassige landschap werden de Hollanders verpletterend verslagen. Ook Willem verloor hierbij zijn leven; zijn hoofd werd afgeslagen. Naar het schijnt wisten de overwinnaars niet wie hij was. Pas na tien dagen vond men zijn overschot in een stapel lijken. Door bemiddeling van een Johannieter commandeur uit Haarlem werd het lijk gebalsemd en samen met zijn zeven baanderheren begraven in het Friese klooster Bloemkamp.
Opvolging
Willem had bij zijn dood geen wettige kinderen en werd opgevolgd door zijn zuster Margaretha van Beieren, de vrouw van keizer Lodewijk IV. Tijdens de heerschappij van Margaretha braken de Hoekse en Kabeljauwse twisten uit.
Bijzetting
Ruim vijftig jaar later, na de Friese nederlaag van 1398, eiste Willems neef en opvolger Albrecht van Beieren het lijk op. Diens zoon Willem van Oostervant nam het gebalsemde lichaam mee naar Amsterdam, waar het tijdelijk een plek kreeg in de Mariakapel waar de graaf zijn laatste mis had bijgewoond. Daarna werd het vervoerd naar Den Haag. In 1400 werd het lichaam overgebracht naar Henegouwen, waar het werd bijgezet in de familiegraftombe in de Artois-kapel van de minderbroederskerk te Valencijn.[2][3][4] De Friezen moesten beloven ter nagedachtenis een kapittelkerk met een deken en twaalf monniken te bouwen. Die is nooit gerealiseerd.
Kwartierstaat (voorouders)
Jan van Avesnes (1218-1257) | Aleid van Holland (1228-1284) | Hendrik V van Luxemburg (1221-1281) | Margaretha van Bar (1220-1275) | Filips III van Frankrijk (1245-1285) | Isabella van Aragón (1247-1271) | Bestand:Arms of Charles II dAnjou.svg Karel II van Napels (1254-1309) | Bestand:Coat of Arms of Mary of Hungary (Árpád dynasty).svg Maria van Hongarije (1257-1323) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan II van Avesnes (1247-1304) | Filippa van Luxemburg (1252-1311) | Karel van Valois (1270-1325) | Margaretha van Anjou (1273-1299) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willem III van Holland (1287-1337) | Johanna van Valois (1294-1352) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan van Henegouwen (1306-1316) | Margaretha II van Henegouwen (1310-1356) | Filippa van Henegouwen (1314-1369) | Johanna van Henegouwen (1314-1369) | Willem IV van Holland (1317-1345) | Agnes van Henegouwen (overleden na 1327) | Isabelle van Henegouwen (1323-1361) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voetnoten
- ↑ Detlev Schwennicke, Europäische Stammtafeln: Stammtafeln zur Geschichte der Europäischen Staaten, Neue Folge, Band II (Marburg, Germany: Uitgeverij van J. A. Stargardt, 1984), tabel 4
- ↑ A. Janse, Een pion voor een dame. Jacoba van Beieren (1401-1436), (Amsterdam 2009) blz. 107;
- ↑ A. Janse, Grenzen aan de macht. De Friese oorlog van de graven van Holland omstreeks 1400, Hollandse Historische Reeks 19 (Den Haag 1993);
- ↑ Jan Baptiste David, Vaderlandsche historie 6, blz. 462