Roedeverdeling
Geschiedenis van de ramen, met voorbeelden
Kruiskozijn / kruisvenster met glas-in-lood
-
Kruiskozijn / kruisvenster met glas-in-lood (vanaf begin 17e eeuw)
-
Kruiskozijn / kruisvenster met glas-in-lood (vanaf begin 17e eeuw)
(vanaf begin 17e eeuw) 17e-eeuwse huizen hadden kruiskozijnen: kozijnen die in het midden verdeeld worden in vier delen door een meestal houten kruis. Ze werden tot ±1700 toegepast, meestal voorzien van luiken. De ruitjes waren ongeveer 10 x 15 cm, vaak glas-in-lood.
Bolkozijn / bolvenster met glas-in-lood (variant op kruiskozijn)
-
Bolkozijn / bolvenster met glas-in-lood (variant op kruiskozijn) (vanaf begin 17e eeuw)
(vanaf begin 17e eeuw) Een bolkozijn / bolvenster is een soort half kruisvenster (alleen de onderste helft), hier de variant met glas-in-lood.
Kruiskozijn / kruisvenster met houten roeden
-
Kruiskozijn / kruisvenster met houten roeden (±1650)
-
Kruiskozijn / kruisvenster met houten roeden (±1650)
(±1650) Na ca. 1650 is het geen noodzaak meer glas-in-lood te gebruiken. De kwaliteit van het glas werd beter, waardoor men grotere ruitjes kon maken: ongeveer 20 x 25 cm. Lood was te slap om dat formaat de nodige steun te geven en werd daarom vervangen door roeden van hout. Dat betekent niet dat men na ca. 1650 geen glas-in-lood meer toepaste, maar pure noodzaak was het niet meer. Herstel van ramen vond vaak nog in glas-in-lood plaats. In latere stijlen kwam ook het gebruik van glas-in-lood weer terug.
Kloostervenster (variant op kruiskozijn)
-
Kloostervenster (variant op kruiskozijn)
Een kloostervenster is een soort half kruisvenster (alleen rechts of links), hier de variant met houten roeden.
Tweelichtvenster met glas in beweegbare ramen
-
Tweelichtvenster met glas in beweegbare ramen (18e eeuw)
(18e eeuw) De term tweelicht geeft aan dat het om twee relatief grote glasramen gaat.
Schuifraam met vaste tussendorpel
-
Schuifraam met vaste tussendorpel (2e helft 17e eeuw - 1e helft 18e eeuw)
(2e helft 17e eeuw - 1e helft 18e eeuw) Omstreeks 1685 verscheen er een nieuw type kozijn: een schuifraam zonder kruis, waarvan het bovenste deel vastzat en het onderste kon schuiven. In eerste instantie was het schuifvenster uitgevoerd met een vaste tussendorpel.
Schuifraam met kleine roedeverdeling
-
Schuifraam met kleine roedeverdeling (±1700)
(±1700) Dit venster wordt in Nederland na 1700 algemeen toegepast. De eerste schuiframen hadden in de breedte vijf of zes ruiten in houten roeden; die met vijf werd de vijfdeling genoemd.
Schuifraam met grotere ruiten
-
Schuifraam met grotere ruiten (±1750)
-
Schuifraam met grotere ruiten (±1750)
(±1750) Toen omstreeks 1750 de kwaliteit van het glas weer beter werd, waren er nog vier ruiten nodig; dit werd vierdeling genoemd.
Schuifraam met grotere ruiten
-
Schuifraam met grotere ruiten (±1790 - ± 1850)
(±1790 - ± 1850) Na 1790 nam het aantal ruiten in de breedte zelfs af tot drie of twee; die met drie werd driedeling genoemd.
Empire-venster (met accent op middenas)
-
Empire-venster (met accent op middenas) (±1810)
(±1810) In de 19e eeuw kwamen de Franse vensters in de mode: dit waren geen schuiframen, maar naar binnen opendraaiende ramen. Deze vensters zijn te herkennen aan de dikkere middenas.
Schuifraam 6-ruits (zonder accent op middenas)
-
Schuifraam 6-ruits (zonder accent op middenas) (±1850 - ±1900)
(±1850 - ±1900)
Het Empire-venster beïnvloedde ook het schuifraam dat gelijktijdig bleef bestaan. Deze vensters zijn te herkennen aan het ontbreken van de dikkere middenas.
Dit type werd tweedeling genoemd.
Soms werd het onderste deel van twee hogere ramen voorzien in plaats van vier (overgang naar een T-raam).
De onderdorpel van de afbeelding rechts heeft oren (iets uit het "kozijn" stekende delen).
T-raam, T-venster, T-schuifraam
(±1860 - ±1930) Na 1850 kwam industrieel gemaakt glas op de markt, dat goedkoper was en het mogelijk maakte om ook in de schuiframen van eenvoudige huizen maar twee ruiten in de breedte te plaatsen; ook dit werd tweedeling genoemd. Het vaste bovendeel, het bovenlicht, werd van één enkele ruit voorzien.
Het T-raam werd echter ook vaak toegepast met naar buiten opendraaiende ramen in het onderste deel.
-
Bovenlicht glas-in-lood, onderraam één ruit (±1925?)
-
Bovenlicht één ruit, onderraam één ruit, H-venster (±1930 - ±1950)
De neostijlen van de 19e-eeuw brachten een tijdelijke terugkeer naar glas-in-lood, terwijl de Amsterdamse School weer kleinere ruiten terugbracht. Sindsdien zijn er steeds grotere glasplaten gebruikt, waardoor de houten roeden zelfs geheel verdwenen. Veel gevels geven een rommelig beeld omdat ze op elke verdieping een ander venstertype hebben. Echter, bij restauraties brengt men vaak de oorspronkelijke, meestal houten roedenverdeling terug. De oorspronkelijke maat van de roedeverdeling is bij 18e-eeuwse gevels vaak gemakkelijk af te leiden van het ritme van de naar boven lager wordende vensters (de ruitjes hadden over de gehele gevel immers een vaste maat). Bovendien zijn soms in de kleine raampjes van de kroonlijst nog de oorspronkelijke ruitjes aanwezig.
Zie ook: roedenverdeling
Bron digitalisering en Wiki opmaak: Terry van Erp