Sint Bavo’s valk als symbool van levensadel
„Meer dan vier eeuwen geleden, in het jaar 1500, toen er nog geen St. Baafsparochie was te Gent, maar de aloude Abdij van St. Baafs nog in haar vollen bloei en haar rijke pracht aan samenvloeiing van Schelde en Leye prijkte, schonk de toenmalige Abt van St. Baafs, Raphaël de Mercatel, een groote relikwie aan de St. Bavokerk te Haarlem. Reden daartoe was de godsvrucht tot S. Bavo die sedert eeuwen van Gent uit tot Haarlem’ doorgedrongen was.” Aldus verhaalde Z.D.H. Mgr. Honoré Coppieters uit Gent vóór de thans voltooide Haarlemsche kathedraal Zondag i. 1. toen hij met den wijbisschop van Gent, Mgr. van Rechem, een nieuwe reliek van Sint Bavo overgebracht *). En hij herinnerde daarbij aan eeuwenoude en nooit volledig afgebroken vriendschappelijke betrekkingen, die bestonden en bestaan tusschen Haarlem en Gent, tusschen de twee kathedralen en kapittels, „de eenige uit, heel de katholieke Wereld, die -St. Bavo van den Paus kregen als * patroon en beschermer.” Nu aller aandacht aldus weer op de, bij de massa schier vergeten, historie gevestigd werd en bovendien Z.D.H. Monseigneur Aengenent den Valk van St. Bavo, waarmede deze heilige immer wordt afgebeeld, als zinnebeeld aan de mannelijke jeugd van zijn bisdom gegeven heeft en aldus dit St. Bavosymbool plaatste midden in het bewogen leven van den beginnenden dag – nu lijkt ’t me de moeite loonend nog iets toe te voegen aan hetgeen ik verleden week te dezer plaatse schreef in verschillende artikelen.
Een oude levensbeschrijving.
In „de Levens der Heylige van Nederlant, getrocken en by een vergadert uyt de gelopfweerdigste Schrijvers door heer Adrianus van Lpo. priester” uitgegeven „Te Ghendt By d’Erfgenamen van Maximiliaen Graet in den Engel 1705″, vangt de uitvoerige levensbeschrijving van Sint Bavo „Patroon van ’t Bisdom van Gent en van Harlem” aldus aan: „De H. Bavo in het vlaemsch S. Baef wiert geboren in ’t Lant van Hasbanien, ofte van Haspen.gauw gelegen ’n ’t Luyckx Brabant, van Agilulfus en Adelt rude beyde van de edelste geslachten van dat Landt. Deze waren Christene en besorgt, dat hunne’ Sone soude erboren worden in ’t Doopsel, in welke sy hem gaven den naem van Aiowin. Hy quam seer jonk in ’t Houwelijk met de Dochter van den Graef Adiliö, en hy volgde den Kryg: maer Godt, die sijn herte begost te voorkomen, liet hem aendachtelijk letten soo op de droevige Oorlogen van de Koningen van Neus tri en, Bourgoigniè n, en Austra s i e n, als op de ellendige gevarentheyt van de Koninginne B r u n ehal d e, ’t welk hem begost een walge te doen hebben van de werelt, en te bewegen tot een beter gesinte: te weten van een ander leven te aenveerden. Godt begost dan het herte van Bavo voorder te bewegen door de predicatie van den H. Araandus, die alsdan Apostelijken Gesant en Bisschop was, er daer naer geworden is Bisschop van Maestricht Door middel van desen grooten Heyligen voltrock hy sijn Heylig voornemen, en hy was soo geraekt door sijn Predicatien, dat hy sich gonk werpen voor sijn voeten, en overgoten van sijn tranen aen den selven dede een belydenisse van al de souden van sijn voorgaende leven. Hy heeft in dit godtvruchtig voornemen noch eenigen tyt blyven leven met syn huys-vrouwe, met welke hf werckelijcken tyt in Houwelijk geweest heeft, en met sijn Dochter Age 11 rud e, die hy by haer gewonnen hadde. Maer soo sijn Huysvrouwe gestorven was, heeft hy voor goet willen uytwerken ’t gene de verbintenissen van ’t HouWelijk hem te voor niet en hadden toegelaten. Hy begost soo te veranderen, dat hy niet en scheen den selven mensch te wesen, en seer strenge te leven, en om dat er hem niet en soude belet hebben in zijn voornemen, hy sijnen geest niet en soude bekommeren, deelde hy sijn overvloedige goederen uyt aen de arme, en aen godtvruchtige Plaetsen, besonderlijk aen het klooster, ’t welk naer sijn doot sijnen naem gevoert heeft te Gent, ’t gene hy overvloedelijk begiftigd heeft met goederen, die het Capittel en het Bisdom noch tegenwoordig besitten. Als hy nu ontbonden was van al de banden, degene hem soude hebben konnen vast gehecht houden aen de werelt, gonk hy naar Gent by den H. Amandus èh hy besloot sich in ’t klooster, ’t welk dien Heyligen daer hadde doen bouwen onder den naem van den H. Petrus….”
Verdere Bijzonderheden.
Aldus de: aanvang van de Gentsche levens – beschrijving uit 1705, met welke niet geheel overeenstemt Bavo’s levensbeschrijving, die’ik vond iv „Uit Hollands Paradijs” door Th.^. P. Bekkers, pr. en E. H. Rykenberg pr. erf ev«n-min de samenvatting van den Gentschén Kanunnik Van der.Gheyn in het Haarlemsche crogrammaboekje: „Allowin leefde losbandig en was voor ziin onderdanen misdadig streng, toetj plotseling de dood zijner vrouw een gansenen ommekeer in hem teweeg bracht.” De levensbeschrijving, van 1705 lijkt psychologischer— „De H, Amandus doopte hem en verr anderde zijn naam Allowin (die alles wint) in die van Bavo. (geliefde)”. Zoo verhaalt kanunnik van der Gheyn, in tegenstelling met het boven aangehaalde. Hoe het werk van Gods inkeer intusschen plaats greep, zeker is dat de edelman van voorname afkomst, zich almeer van de wereld afkeerde en in een der beide kloosters terugtrok, die St. Amandus stichtte, tusschen welke kloosters, zooals ik verleden week be? schreef, het Gent van.heden groeide. Met toestemming van Amandus bezocht Bavo verschillende kloosters in Frankrijk en enkele kluizenaars, waarna hij het voorbeeld der kluizenaars wilde navolgen even buiten Gent. Maar het volk liet hem niet met rust, maar kwam den man Gods uit nieuwsgierigheid en uit eerbied opzoeken. Vergeefs veranderde Bavo van verblijf. Zoodat hij tenslotte van de door Sint Amandus aangestelde abt St. Floribertus van St. Pieter, verkreeg, dat voor hem een afzonderlijke cel zou gebouwd worden binnen de kloostermuren. Het „officie” van den heilige verhaalt, dat een werkman, die bij den bouw onder een vracht hout en steenen gedood was, op zijn voorbede weer ten leven gewekt werd, zooals ook geschiedde met een opgehangen roover. Sint Bavo leefde voortaan „een leven van boetvaardigheid en versterving”. Hij geraakte uitgeput en voelde den dood naderen. „Hy ontboode dan eenen vrient, die hy hadde in ’t klooster van Tourhout in Vlaenderen met naem Domlinus, die Religieus was en Priester. Hy ontfong het Lichaem en het Bloet des Heeren, en hy stierf in de aermen van den selven Domiinus.”
Na Bavo’s dood.
„De Schryvers-en komen niet over een in het’ stellen van den dag van sijn doot, sommige brengen dese op ’t jaar 653, sommige later sommige vroeger, doch sy komen allegader over een in den 1 October”. „Want men heeft geen sekerheyt van den tyt van sijn doot, gelijk ook niet van dien van sijn geboorte. Men weet selfs niet hoe veel jaren sijn penitentie geduert heeft naer sijn bekeeringe, en ’t heeft luttel waerschijnelijkheyt, ’t gene men in sijn leven beschreven vint, dat dese maer en soude geduert hebben dry jaren en veertig dagen”. De vrome Gertrude, abdisse van Nivel, die een bloedverwante moet geweest zijn, zond lijnwaden naar Gent om het lijk er in, te wikkelen. St. Bavo werd begraven in het laag gelegen St. Pietersklooster te Gent, dat later naar hem zou genoemd worden. De Heilige Livinus, Bisschop van lerland, martelaar, kwam de nagedachtenis eeren en ontwierp versregelen voor het graf. Abt Wilfried wekte St. Eloy, den edelsmid bisschop van Noyon op, den len Augustus het lijk op te graven en ter plechtige vereering in het openbaar uit te stellen. Bij de vlucht der kloosterlingen vóór den inval der Noormannen rond 851 namen zü ’t stoffelijk overschot mede naar „de Stat van Laon”. Omstreeks 940 kwam het gebeente weer terug toen Arnulf de Groote, graaf van Vlaanderen, de abdij had hersteld, welke door den heiligen abt Gerardus bestuurd werd. In den loop der volgende jaren geraakte echter dit laatste feit bij velen in vergetelheid. In breeden kring werd nog gevreesd dat het gebeente van Sint Bavo elders rustte, hetzij dat het niet teruggebracht was, hetzij dat het later weer was ontvoerd. Ten einde aan al het getwist hierover een einde te stellen, deed. abt Erembold mannen van gezag als betrouwbare getuigen tezamen komen om jn hun tegenwoordigheid de graftombe te openen in hét jaar 1010. Men vond het lichaam van den. heilige,, voerde het naar den H. Kruisberg en liet het daar aan de menigte zien. Het werd vervolgens in een nieuwe kist gelegd en .naar-de kerk overgebracht. Enkele wonderen moeten de echtheid van het lijk bevestigd hebben; zoo staat vermeld dat drie lammen: een Vlaamscjie jonkman Thietbald, een Antwerpsche pieisje Meijnsuinde, en een jonge man Folpert die ook doofstom was, genezen werden.”
Haarlem en Gent.
De verheffing van Sint Bavo’s gebeente wordt nog immer in het Haarlemsche „krachtens een belofte der Haarlemsche kanunniken gedaan, aan ,!lun Gentsche ambtgenooten, geyieri} jnet «en bijzqnderen. feestdag* die thans-is’vastgesteld öp-den 9en Augustus, („Uit Hollands Paradijs”). Het zal een., s’a’men.yalluig wezen met de. herdenking van,-.Bavo’s- verheffing door Sint’ Eloy. Haarlem had door de betrekkingen met de Gentsche lakenindustrie en htkenlia’ndel de vexeering voor St. Baaf- van Gent geërfd, waar deze vereering wel zeer steFk moet zijn geweest. Dit laatste’lag Voor de hand, omdat St. Bavo, de.groote. heilige bekeerling van Gents geloofsverkondiger Amandus was, en zijn lichaam in Gent zelf begraven werd, terwijl Amandus naar elders was getrokken. Haarlem’bouwde zelfs — terwijl Gent zijn St Baafsabdij met kerk had en de huidige Baafskerk nog St. Janskerk was — : Haarlem bouwde zelfs een grootsche tempel, de huidige oude Kathedraal, die.ip 1472 werd. voltooid, en wel.ker kostbare bouw vooral dóór hulp van Albrecht van Beieren, den 23sten graaf van Holland, mogelijk;werd, ‘ Het was in de nu volgende jaren, dat het feit plaats greep der overbrenging van de eerste St. Baafreliek, waarop Z. D. H. Mgr. Coppieters doelde, en welke gebeurtenis in het Haarlemsche programmaboekje iets uitvoeriger door pastoor G. C. A. Juten uit Willemstad is beschreven. Meester Nicolaas de Ruiter, ook „de Ruter” genoemd, want hij was een Luxemburger, was op ’t einde der 15e eeuw, volgens van Heussen reeds in 1485, in ’t bezit van het hoofd-bencfice (de oorkonden spreken van „prepositura”) der Haarlemsche kerk. Met de cura animarum was namens hem belast meester Hugo van Assendelft.
De Ruiter was in 1484 kanunnik der St. Donaaskerk te Brugge, in 1485 proost en aartsdiaken te Arnhem, in 1487 proost van St. Pieter te Gent en kanselier der universiteit, enz. In 1501 werd hij verheven op den bisschoppelijken zetel van Atrecht en stichtte bij uiterste wilsbeschrikking bij zijn dood in 1509 het college van Atrecht aan de hoogeschool van Leuven, vermakende gelden voor 16 arme studenten, onder wie drie uit Haarlem moesten zijn. Op zijn verzoek was ’t geweest dat de abt van de Gentsche St. Bavo-abdij, Rafaël de Mercatel, titulair bisschop van Rhosus en wijbisschop yan Doornik, een aanzienlijke reliek van St. Baaf aan de kerk van Haarlem schonk. De plaatselijke ordinarius gaf 28 Februari 1500 verlof hiertoe. De wereldlijke en geestelijke overheid van Haarlem beloofde uit dankbaarheid met de broederschap van St. Bavo jaarlijks op den eersten Zondag van October onder de plechtige Hoogmis een waskaars van een pond te offeren, te plaatsen voor den reliekschrijn.
Op den schrijn zou aangegeven worden in ’t latijn dat een gedeelte van den arm van St. Bavo in 1500 van den abt van Gent verkregen was. Een dankschrijven was gedateerd 15 April 1500, bezegeld met het zegel van de Haarlemsche parochiekerk: St. Bavo, in de linkerhand ’n valk dragend, in de rechterhand een zwaard. Er om heen: Sigullum curae Harlemensis. De overbrenging dezer reliek werd sedert door Haarlem feestelijk herdacht en is later op den lOen Mei gesteld, zooals we nog zullen zien. Nog nauwer zouden de banden tusschen Gent en Haarlem in den loop der zestiende eeuw aangehaald worden. Zooals we verleden week zagen, was onder Paus Paulus 111 in 1537 de St. Baafsabdij te Gent in een kapittel van kanunniken verwereldlijkt en in 1540 door Karel V als straf voor Gent deels afgebroken ten einde door een sterkte te worden vervangen. De naam van St. Baaf ging op de parochiekerk van St. Joannes de Dooper over — verleden week beschreven. — En in 1559 werd Gent verheven tot bisschopsstad. Want toen het Calvinisme in de tweede helft der 16e eeuw het katholicisme in de Nederlanden bedreigde, richtte Paus Paulus IV 12 Mei 1559 hier drie aartsbisdommen en vijftien bisdommen op en wijdde de kerken van Gent en Haarlem «an Sint Bavo toe. De Gentsche lakenindustrie en lakenhandel had immers in den loop der eeuwen de devotie van St. Baaf naar Haarlem overgebracht. Sedert gebruikte de geestelijkheid der beide bisdommen gemeenschappelijk dezelfde Kerkelijke Getijden en noemden de kanunniken der kathedrale kerken elkaar „broeders”. Onder bisschop Godfried van Mierlo werd de oude Haarlemsche St. Baaf op Sacramentsdag van 1578 door de „hervormers” ontheiligd. De reliek werd inmiddels in veiligheid naar Keulen gebracht. Na den aanvankelijken terugkeer van de rust voerde men de reliek weer plechtig terug en werd besloten het In onbruik geraakte feest der „overbrenging” of verplaatsing der reliek op 10 Mei jaarlijks te vieren. Doch da vervolging kwam, de Haarlemmer kathedraal werd ontroofd, geroofd en beroofd— van de oude reliek is’niets meer overig gebleven naar menschelijk weten „dan een weinig stof”. Vermelding verdient terloops wel, dat het geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te Noordwijkerhout sedert vele jaren bestuurd wordt door de eerwaarde Broeders van Liefde uit Gent. Het is naar St. Bavo genoemd. En dat het weekblad van ons bisdom „St. Bavo” heet. De eenige kathedralen die aan ‘St. Bavo werden toegewijd, zijn die van Gent en Haarlam. Maar overigens zijn er in het bisdom Haarlem nog meerdere gewone kerken die St. Bavo tot schutse kregen: zoo de parochiekerk van Berkenrode—Heemstede, Ouden-Ade, Schoten en Ursum. Buiten het Bisdom Haarlem wordt St. Bavo’s feest niet gevierd maar zijn gedachtenis wel geëerd in kerkeij. Zoo is hij de patroon van de kerk te Angeren in Groningen, Groede in Zeeland, Harmelen in Utrecht, Nuth in Limburg, Raamsdonk in N.- Brabant en Rijsbergen eveneens aldaar. De nagedachtenis van St. Bavo moet wel sterk in de volksverbeelding en het maatschappelijk leven hebben ingewerkt Want de tijdrekening van de St. Baafmisse (Baafmis of Bamis) als aanduiding van 1 October en ook wel van de herfsttij, vinden we niet alleen in Vlaanderen, doch ook in ons noorden terug. De secretaris van Karel den Grooten, Eginbardus, gewaagt reeds van Baef-misse als van een kerkelijk feest dat den tijd van ’t jaar kenmerkt, gelijk Kerst-mis, Maria Licht-mis enz. Hierover heeft Wies Moens reeds in een feuilleton verleden week iets verteld. In de Nederlandsche Historiën van Hooft lezen we op blz. 563: „Allen burgheren, gebannen, gedreeven oft geweeken by eyghen wille uit Amsterdam, zy geoorlooft vveeder te keeren —, mits mits in— koomende voor naaste Baamis. In 1865 bestond er te Dordrecht zelfs nog een „bamismarkt.” En in een Hollandsch handschrift uit de 17e eeuw, door professor A. E. H. Swaen aangehaald, dat over hét jachtbedrijf handelt, wordt geschreven dat zekere jacht duurde van ’t laetste van Juiius tot ses weeeken na Bamis.”
De oorsprong van Haarlems St. Baal?
In het Frans Halsmuseum te Haarlem hangt een schilderstuk, afkomstig van de in 1851 opgeheven St. Bernardus-statie te Haarlem (Den Hoek), voorstellende de wonderbare verlossing door Sint Bavo van Haarlem tijdens een belegering in 1260.(?) Volgens de legendarische overlevering moet Sint Bavo In de wolken verschenen zijn als krijgsman en aldus den vijand op de vlucht hebben gedreven. Het schilderstuk uit de Hollandsche School der 16e eeuw laat ons den heilige zien als krijgsman, met het zwaard in de rechter- en een klapwiekenden valk op de linkerhand, omgeven door een glorielicht. (Prof. Swaen vermeldt abusievelijk dat ’t zwaard in de linker- en de valk op de rechterhand worden gehouden). De vijand ziet beangst naar de verschijning en vlucht. Zco wordt Haarlem gered. De Bollandisten nemen aan dat hier sprake moet zijn van 1350. Deze geschiedenis moet voor Albrecht van Beieren, 23ste Graaf van Holland, aanleiding geweest zijn krachtig den bouw van de Haarlemsche aloude St. Bavokerk te bevorderen, die in 1472 werd voltooid en in 1559 bij de oprichting der reeds genoemde bisdommen, door Paulus IV als kathedrale kerk aan St Bavo bleef toegewijd.
De Bavo-Valk.
St. Bavo’s valk Z.D.H. Mgr. Aengenent heeft op den Kathedraaldag dit Sint Bavo-symbool midden in den woeligen morgen van het heden gesteld: den morgen der mannelijke jeugd van zijn bisdom. Wat beteekent de valk? vragen nu duizenden. Prof. A. E. H. Swaen heeft in 1926 bij Gebr. van Aelst te Maastricht een geïllustreerd geschriftje het licht doen zien over „de Valk in de Iconographie” en behandelt daarin allereerst en voornamelijk den valk van St. Baaf. Hij vangt zijn boekje aldus aan:
„Schrijvers over de Valkerij [1] vermelden een legende betreffende Sint Bavo volgens’ welke de heilige, die de patroon der valkeniers is in de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, beticht van den diefstal van een witten valk, op het punt was van terechtgesteld te worden wegens dit onvergeeflijk vergrijp, toen de vogel aangevlogen kwam, zich nederl zette op de galg en zoo ten duidelijkste d. onschuld bewees van den valschelijk aangeklaagde. Van dit verhaal, welks herkomst en ouderdom ik tot nu toe niet heb vermogen na te gaan, wordt geen melding gemaakt in de werken, die het leven van Sint Baaf beschrijven. De uitvoerige levensbeschrijving door Josephus Ghesquierus [2] zwijgt over het verhaal, evenals Het Nederlands Catholyk Martelaarsboek. [3] Ook de Acta Sanctorum, [4] waarop het leven bij Ghesquierus berust, leverde bij onderzoek niets op, evenmin als Les Petits Bollandistes. [5] „Om tweeërlei redenen wekte het verhaal van Sint Baaf en den valk mijne belangstelling op: ten eerste omdat mij, als elk goed Haarlemmer, dc naam van Sint Bavo na aan het harte ligt. Als er brand was, klepte de ware klok in de oude Sint Bavo somber over e stad in mijn jongensjaren, en als de brand :ebluscht was, klonken de Damiaatjes kalmeeend door het luchtruim. Als ’s avonds de Daniaatjes luidden wisten de grootere jongens Jat het bedtijd werd. Indien we in een ondeugende bui de hand ophieven tegen vader of moeder, werd ons op ’t graf in de Sint Bavo gewezen, waar het vingertje van den jongen die zijn moeder sloeg, door den steen wil groeien en slechts door ’n koperen spijker kan worden tegengehouden. Ten tweede omdat de legende in „Le Traite de Fauconnerie” vermeld, blijkbaar eerst vrij laat ontstaan moet zijn en het mij wel der moeite waard voorkwam eens na te gaan „hoe zij ontstaan kan zijn”.
Meestal wordt St. Bavo afgebeeld met een zwaard in dc rechter- en een valk op de linkerhand. Dat wijst, volgens Kanunnik P. L. Dessens in het meergenoemde programmaboekje der feesten, op de aanzienlijke afkomst van St. Bavo. In zijn werk Moeurs, Usages et Costumes au Moyen Age schrijft Paul la Croix, dat geen edelman of zelfs geen edelvrouw zich in het openbaar vertoonde zonder valk, het levend zinnebeeld van hun hoogen stand. ledere edelman hield voor de jacht, en meer nog „pour entretenir noblesse”‘ een valkerij waar voor verschillende soorten van jacht de giervalken, reigervalken, steenvalken enz. werden afgericht, die uit verre landen, Zweden, IJsland, Turkije en Marocco kwamen. Of dus de legende, waarvan prof. Swaen gewaagt, mede er toe heeft meegewerkt om St. Bavo met den valk af te beelden is niet zeker, evenmin of ’t juist is, dat een eventueele persoonlijke liefhebberij voor de jacht van St. Baaf als edelman er toe heeft geleid. Zeker is, dat men in den valk het symbool kan zien van adel, vooral overdrachtelijk als adel des geestes. Volgens „Les Petits Bollandistes, Vie des Saints” wordt St. Baaf ook uitgebeeld [6] als kluizenaar in den hollen boom als kluis, [7] dragend als aanduiding van zijn adel, hetzij een wapenrusting, hetzij een kostbaar costuum, hetzij een ontbloot zwaard in de hand [8] voerend op zijn linkervuist een valk „signe de seigneurerie”; [9] getooid met een gepluimden helm, gekleed in een langen prinselijken mantel, va*ak een boek in de hand houdend om aan te duiden, dat hij zich in de eenzaamheid aan vrome overwegingen overgaf; [10] een man genezend, die zijn boenen gebroken had door den val van zijn wagen; [11] dragend een kerk op zijn hand, als stichter (du moins par I’intermédiare de ses disciples) de l’abbaye de Saint Pierre de Gand que plus tard prit 1c nom Saint Bavon); [12] met een peigrimstaf en stok van een kluizenaar; [13] dikwijls met een grooten steen tusschen de armen, welke hij voor zijn cel nam om als hoofdkussen te dienen te Mendonck, waar men hem lang moet hebben bewaard. Swaen vermeldt: „Volledigheidshalve vermeld ik hier nog- dat Sint Baaf ook wordt voorgesteld met dc volgende’ attributen: een kerkpoort (ter herinnering aan de kerk waar hij door den heiligen Amandus werd ontvangen) een steen (soms in den arm) ter gedachtenis aan dien waarop hij sliep en een hollen boom (als aandenken aan den hollen eik waarin hij als kluizenaar vertoefde (R. Pffeiderer, die Attribute der Heiligen, Ulm Kerler 1898). Het zwaard is vaak het teeken van martelaarschap door ’t zwaard, het is ook een zinnebeeld van geloofssterkte van het woord Gods en zijn verkondiging, maar het is tevens met den valk of havik. Volgens D. H. Kerler (Die Patrouate der Heiligen, Ulm 1895) en Les Petits Bollandistes wordt Sint Bavo aangeroepen tegen den kinkhoest.
Merkwaardige afbeeldingen.
in aansluiting met het meegedeelde over de aïbeelding en de attributen van den heilige, laat ik hierbij enkele merkwaardige voorstellingen aidrukken. Allereerst de plaat uit de vermelde Gentsche uitgave van 1705 „De Levens der Heylige van Nederlant”. Vervolgens de reproductie van een teekeeen teeken van den adel en valt dan samen ning van den Haarlemmer L. van der Cooghen, gedateerd 13 April 1662, uit het Teylers Museum te Haarlem. Op den achtergrond is met een krabbeltje de St. Bavokathedraal aangeduid.
De derde afbeelding is van N. van Lijnhoven naar een teekening van P. de Grebber, uit het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam. Het onderschrift dezer teekening vermeldt in ’t latijn weer 1250 als datum der verschijning van St. Bavo in de wolken boven Haarlem.
Aangezien echter de Acta Sanctorum vermeldt, dat de Haarlemsche kathedraal door toedoen van Albrecht van Beieren, 23ste graaf van Holland, in 1472 voltooid is ter viering van de wonderlijke verschijning in de lucht en de redding van Haarlem, nemen de Bollandisten aan, dat dc verschijning na 1350 moet heoben plaats gehad.
Aan Geertgen tot Sint Jans (1465?—1493) wordt toegeschreven een schilderij in de Gemaldegalerie te Brunswijk.
In het portaal der Gentsche st. Baafskerk staat St. Bavo afgebeeld aan de rechterhand van Christus. Dit beeld wordt toegeschreven aan den Gentschen beeldhouwer Willem Hughe uit ’t einde der 15e eeuw en is geplaatst in ’t portaal in 1637.
Symbool van adel.
Zwaard en valk duiden telkens op Bavo’s afkomst als edelman, als krijgsman, later overdrachtelijk in ’t bijzonder op zijn adel van geest.
„Niets is natuurlijker, zoo concludeert prof Swaen, dan dat in de Nederlanden, waar de valkenvangst en de valkenafrichting zulk een groote rol speelde, en waar Sint Baaf de plaatselijke en zeer geliefde heilige was, langzamerhand een legende ontstond, die een andere uitlegging aan den valk gaf en die de aanleiding werd van Sint Baafs patronaat over de valkeniers.”
De valk is en bleef het teeken van adel, „signe de seigneurerie” — de valk behoorde bij den edelman „pour entretenir noblesse”. In den loop der eeuwen werd dit symbool, voortgesproten uit het middeneeuwsche gebruik van de adellijke valkenjacht vooral symbool voor den adel des geestes. En aldus heeft Z. D. H. Mgr. Aengenent op dien gedenkwaardigen historischen feestdag van den afbouw zijner nieuwe Bavokathedraal, den Bavo-valk gesteld als bezielend zinnebeeld voor zijn Bavoknapen en Bavokaerels; den jongens beneden de 17 jaar den Bavovalk toonend, nog zittend op de hand des meesters, den jongens boven de 17 den vliegenden valk voorhoudend, zooals hij opwiekt van Bavo’s hand op de schilderij van Haarlems bevrijding. Over Sint Bavo’s leven en sterven is historisch niet veel met juiste zekerheid bekend. Hij schijnt mij veeleer een krijgsman van hoogen adel, die langzamerhand tot een ingetogen leven kwam en na den dood zijner vrouw zich geheel tot het geestelijk leven keerde, dan een op slag’ bekeerden misdadiger, zooals wel wordt voorgesteld. In zijn hevig verlangen naar boetedoening en versterving, dat door zijn heiligen abt moest getemperd worden, ligt wellicht voor velen onzer dagen niet een aantrekkingskracht tot dezen bijzonderen mensch. Maar als we bedenken, hoe groote uitwerking zijn voorbeeld. op de volksverbeelding heeft gehad, hoe zijn leven, zijn daden, zijn naam midden in en onder het volk bleef leven, eeuwen en eeuwen door, terwijl de heugenis aan zoovele andere personen verstierf, als we zien hoe zijn naam twee bisschopssteden, heel Vlaanderenland, heel het Haarlemsche blijft stempelen, dan beseffen we, dat deze mensch wel een wondere levensmacht moet gehad hebben om zóó in eere te blijven als plaatselijke heilige in het volksleven van twee landen. Monseigneur Aengenent heeft zijn symbool aan de jeugd geschonken De toekomst is haar en hem…. De Bavovalk vliegt uit.
* Ondanks het latijnsche opschrift waarschuwde mij Mgr. Coppieters, dat niet met wetenschappelijke zekerheid kan geconstateerd worden van welk Ifcbaamsgedeelten de zeer kleine reliek is, welke van een bestaande is „afgezaagd”, naar Mgr. vertelde.
Feestdagen.
Er zijn drie feestdagen van St. Bavo in ons Haarlemsen Bisdom. Allereerst zijn feestdag van 1 October, de kerkelijke feestdag van zijn nagedachtenis. Dan 9 Augustus, waarop herdacht wordt, dat docr abt Erembold te Gent het lichaam van St. Bavo plechtig werd opgegraven en naar de Bavokerk werd overgebracht, om een eind te maken aan den twijfel of ’t lijk, dat door dc monniken bij den -inval der Noormannen in 840 was meegenomen, wel was teruggebracht, üerdens is er het feest van 10 Mei, waarop de verplaatsing van de reliek wordt gevierd. In 1500 was immers de reliek ((linker arm) uit Gent naar Haarlem overgebracht. Bij dc ontheiliging van de Haarlemsche St. Baaf in 1578 werd de reliek naar Keulen overgebracht, maar kon korten tijd later weer plechtig terug gevoerd wmden. Sinds dien wordt het feest der Overbrenging of „Verplaatsing;’ op 10 Mei gevierd.
Bron: Terry van Erp
- ↑ B. v. Schlegel et Verster van Wulverhorst Traite de Fauconnerie. p. 87 notc 12.
- ↑ Acta Sanctorum Belgii selecta, quae turn ex Monumentis sinccris necdum in Bollandiano Opere editis, turn ex vastissimo eodem Opere, servata primigenia Scriptorurn phrase. collegit. chronologico ofdine digessit, Commentariisque ac Notis iltustravit Josephus Ghesquierus, Presbyter. Bruxellis MDCCLXXXIV. Tomus 11, 436—632.
- ↑ Het Nederlands Ca.holyk Martelaars Bock door Petrus Opmeer Amsteidammer. Antwerpen, 17U0. Deel I, Het leven van dc H. Bavo. Patroon van ’t Haarlems Bisdom, blz. 141-158.
- ↑ Tomus 49, October I, blz. 285.
- ↑ Les Petits Bollandistes. Vies des Saints. Paris. Tomé Xle. ler Octobre; p. 606.
- ↑ B. v. Schlegel et Verster van Wulverhorst Traite de Fauconnerie. p. 87 notc 12.
- ↑ Acta Sanctorum Belgii selecta, quae turn ex Monumentis sinccris necdum in Bollandiano Opere editis, turn ex vastissimo eodem Opere, servata primigenia Scriptorurn phrase. collegit. chronologico ofdine digessit, Commentariisque ac Notis iltustravit Josephus Ghesquierus, Presbyter. Bruxellis MDCCLXXXIV. Tomus 11, 436—632.
- ↑ Het Nederlands Ca.holyk Martelaars Bock door Petrus Opmeer Amsteidammer. Antwerpen, 17U0. Deel I, Het leven van dc H. Bavo. Patroon van ’t Haarlems Bisdom, blz. 141-158.
- ↑ Tomus 49, October I, blz. 285.
- ↑ Les Petits Bollandistes. Vies des Saints. Paris. Tomé Xle. ler Octobre; p. 606.
- ↑ referentie 6
- ↑ referentie 7
- ↑ referentie 8