Schepen van Raamsdonk

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
  • Marinus Elemans, gedoopt 27 februari 1704 landbouwer, schepen van Raamsdonk en armmeester, begraven te Raamsdonk 14 januari 1791.


Wat zijn schepen?

Een schepen (van Latijn scabino; Italiaans: scabino; Frans: échevin, Duits: Schöffe, Luxemburgs: Schäfferot; meervoud schepenen) is een openbaar bestuurder op plaatselijk niveau. Vroeger werd de term in heel Nederland gebruikt, nu alleen nog in België. Bestuurders binnen een Belgische gemeente heten nog steeds schepen. De functie is vergelijkbaar met die van een wethouder in Nederland.

Alle verhoudingen in acht genomen is de functie te vergelijken met de functie van minister in de federale of gewestelijke politiek. De schepen maakt deel uit van het college van burgemeester en schepenen. In een gemeente wordt tevens een eerste schepen aangewezen, deze schepen is dan de plaatsvervanger van de burgemeester tijdens diens afwezigheid (tenzij lokaal anders werd beslist).

De schepen was een lid (ambtenaar) van een college van oordeelvoorstellers (oordeelvinders) die op rechtszittingen van het volksgerecht (ding) hun oordeel uitspraken. Dit oordeelvoorstel werd al dan niet bevestigd door verplicht aanwezige volksgenoten. Het proces van waarheidsvinding was gebaseerd op wat de partij van de klagers en die van de aangeklaagden verklaarden en op wat volgens rechtsgewoonte de norm was. De rechters die uit deze feiten het recht 'vonden' ('vonnis') schiepen het recht. Uit het oud-saksisch woord 'skeppian' ontstond het begrip schepen.[1]

Later verviel de verplichte bijwoning (dingplicht) door de volksgenoten bij een rechtszitting en stelde het college van schepenen, de schepenbank, het oordeel vast. Aangezien er geen scheiding der machten was, hadden de schepenen meestal ook bestuurlijke taken. In de Lage Landen en omliggende landen kende men schepenen en schepenbanken in deze vorm tot einde van het ancien régime (ca. 1795).

Na de Franse tijd werd de term schepen gereserveerd voor lokale bestuurders, terwijl de rechtspraak onafhankelijk werd. In Nederland kreeg de overeenkomstige bestuurlijke functie de naam assessor en later wethouder.

Bron: Terry van Erp

Geraadpleegde literatuur:

  1. Dr. J. de Vries Etymologisch Woordenboek, Utrecht, Spectrum, 1973, p. 189