Recht op leven
Het recht op leven is een van de meest fundamentele rechten van de mens. Dit recht staat centraal in debatten over de problematiek van abortus provocatus, de doodstraf, euthanasie, zelfverdediging en oorlog.
Rechtsbronnen
Het recht op leven is onder andere verankerd in artikel 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens[1], artikel 6 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten[2] en artikel 2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie[3]. Het is niet expliciet in de Nederlandse grondwet opgenomen, al verbiedt artikel 114 wel de oplegging van de doodstraf.
Geen absoluut recht
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft gesteld dat het recht op leven het recht met de allerhoogste waarde is (The right to life is an inalienable right that is attributable to human beings and forms the supreme value in the hierarchy of human rights).
Het recht op leven is echter geen absoluut recht. Er zijn immers uitzonderingen op mogelijk:
- het gebruik van geweld onder welbepaalde omstandigheden;
- wettelijke aanhoudingen of handeling ertoe bestemd om de ontsnapping van een persoon te verijdelen;
- opstanden, betogingen ... in bepaalde omstandigheden.
Aangezien het gaat om het opperste recht uit het EVRM, moeten deze uitzonderingen strikt worden geïnterpreteerd.
Wel kan onder geen enkele omstandigheid een schorsing worden gevraagd van het recht op leven aan de Raad van Europa, zelfs niet in oorlogstijd of algemene noodtoestand.[4]
- ↑ Artikel 2 - Recht op leven
1. Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet.
2. De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van geweld, dat absoluut noodzakelijk is:
1.a. ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld;
2.b. teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand, die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen;
3.c. teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken. - ↑ Artikel 6
1. Een ieder bezit een inherent recht op het leven. Dit recht wordt door de wet beschermd. Niemand mag naar willekeur van zijn leven worden beroofd.
2. In landen waar de doodstraf niet is afgeschaft, mag een doodvonnis slechts worden uitgesproken voor de ernstige misdrijven overeenkomstig de wet zoals die ten tijde dat het misdrijf wordt gepleegd van kracht is en welke niet in strijd is met de bepalingen van dit Verdrag en met het Verdrag inzake de voorkoming en bestraffing van genocide. Deze straf kan slechts worden voltrokken ingevolge een eindvonnis door een bevoegde rechtbank gewezen.
3. Wanneer beroving van het leven het misdrijf genocide inhoudt, is het wel verstaan dat geen enkele bepaling in dit artikel een Staat die partij is bij dit Verdrag de bevoegdheid geeft af te wijken van enigerlei verplichting die is aanvaard krachtens de bepalingen van het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide.
4. Een ieder die ter dood is veroordeeld heeft het recht gratie of verzachting van het vonnis te vragen. Amnestie, gratie of verzachting van het vonnis kan in alle voorkomende gevallen worden verleend.
5. De doodstraf mag niet worden opgelegd voor misdrijven die zijn gepleegd door personen beneden de leeftijd van achttien jaar en mag niet worden voltrokken aan zwangere vrouwen.
6. Op geen enkele bepaling van dit artikel kan een beroep worden gedaan om de afschaffing van de doodstraf door een Staat die partij is bij dit Verdrag op te schorten of te voorkomen.
- ↑ Artikel 2 - Het recht op leven
1. Eenieder heeft recht op leven.
2. Niemand wordt tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld. - ↑ Artikel 15, tweede lid EVRM.