Grafkelder van Nassau-Dillenburg

Uit Wiki Raamsdonks Erfgoed
Grafkelder van Nassau-Dillenburg
De Evangelische Stadskerk in Dillenburg.
De Evangelische Stadskerk in Dillenburg.
Plaats Dillenburg, Hessen, Duitsland
Ligging 50° 44′ NB, 8° 17′ OL
Gesticht in 1559
In gebruik  1559–1739
Architectuur en landschap
Aanleg  Twee grafkelders in de Evangelische Stadskerk Dillenburg
Aantal graven  79
Diversen
Toegankelijkheid  Stadskerk: toegankelijk
Grote grafkelder: niet toegankelijk
Kleine grafkelder: toegankelijk
Detailkaart
Grafkelder van Nassau-Dillenburg (Hessen)
Grafkelder van Nassau-Dillenburg
Portaal  Portaalicoon   Mens & maatschappij

De grafkelder van Nassau-Dillenburg is de grafkelder in de Evangelische Stadskerk in de stad Dillenburg in de Duitse deelstaat Hessen, waar in de periode 1559–1739 een groot aantal leden van het Huis Nassau zijn bijgezet. De bekendste personen die in deze grafkelder liggen, zijn de ouders en de oudste broer van Willem van Oranje. De kerk wordt daarom door veel Nederlandse toeristen bezocht.[1][2] In 1911 is een gedenkplaat aangebracht, waarop de namen van de ouders en oudste broer van Willem van Oranje vermeld worden.[3] Het Huis Nassau beschikt op andere plaatsen over meer grafkelders en praalgraven.

Voorgeschiedenis

De grafplaat voor graaf Johan IV.

In de middeleeuwen had Dillenburg geen eigen parochiekerk; stad en slot vielen onder de parochiekerk in Feldbach. In het dal bevond zich wel een kapel. Op verzoek van graaf Johan V verleende aartsbisschop Johan II van Trier, in een oorkonde van 30 mei 1477, de bewoners van het slot en het dal toestemming een deel van de diensten, waaronder missen en preken, in deze kapel te houden. Voor de grote feesten bleef als voorheen bezoek aan de parochiekerk in Feldbach verplicht. Het sacrament van de doop en begrafenissen konden ook alleen daar plaatsvinden. Opnieuw op verzoek van Johan V verlegde de aartsbisschop in een oorkonde van 10 september 1490 de parochiekerk met het dooprecht en de overige sacramenten van Feldbach naar Dillenburg, waar de graaf en de inwoners op eigen kosten de kapel konden uitbouwen tot een volwaardige kerk. Alleen het kerkhof bleef in Feldbach, waar Johan V en zijn opvolgers alleen voor het voortbestaan van de kerk en regelmatige diensten te zorgen hadden. Als Johan V en zijn opvolgers dat wensten, konden ze in of bij de nieuwe kerk in Dillenburg begraven worden. De om- en verbouwing van de kapel vorderde zo snel dat de nieuwe stadskerk al op 3 juni 1491 haar wijding kon krijgen. Het duurde overigens nog tot 1500 tot de bouw geheel gereed was.[4]

Het in 1475 in de kerk in Feldbach bijgezette hart van graaf Johan IV werd ca. 1495 overgebracht naar de stadskerk in Dillenburg.[5][6] De in 1479 gemaakte grafplaat met inscriptie ‘hie liegt des edeln und wolgeboren Johan graven czu Nassaw czu Dietz czu Vianden her czu Breda sin herz begraben dem Got genedig sie. Obiit anno domini MCCCCXXV of sant Blasius tag 1479’ is er nog altijd te zien.[5]

Ondanks dat graaf Johan V toestemming had verkregen om zichzelf en zijn opvolgers in of bij de kerk in Dillenburg te laten begraven, werd daar in eerste instantie nog geen gebruik van gemaakt. Johan V, zijn echtgenote Elisabeth van Hessen-Marburg, zijn schoondochter Walburga van Egmont en haar dochtertje Elisabeth, en zijn jongste dochter Maria werden allen begraven in de Sint Johanneskerk van het door Johan V gestichte Franciscanerklooster in Siegen.[7]

Aanleg van de grafkelder onder het koor

De grafkelder onder het koor, een complex van drie ommuurde rijen graven met in totaal vijftien graven – waarin de begrafenissen in de loop der tijd boven elkaar plaatsvonden – is waarschijnlijk pas onder graaf Johan VI ‘de Oude’, een broer van Willem van Oranje, als familiegrafkelder aangelegd. Voor deze veronderstelling spreekt dat zijn vader graaf Willem I ‘de Rijke’ op 5 oktober 1559 (één dag voor zijn overlijden) in zijn te Dillenburg gemaakte testament verordonneerde dat hij ‘'in der Kirchen eine, Siegen oder Dillenburg'’ begraven wilde worden, naar de wens van zijn vrouw (Juliana van Stolberg-Wernigerode) en zonen (Johan, Lodewijk, Adolf en Hendrik van Nassau-Siegen),[bron?] zonder pracht en praal, maar met een Leichenpredigt. De datum van zijn begrafenis is tot nu toe onbekend gebleven. In zijn levensbeschrijving wordt vermeld dat zijn begrafenis plaatsvond in het koor van de parochiekerk van Dillenburg.[3]

Indeling van de grafkelder onder het koor

De in 1911 aangebrachte gedenkplaat in het koor van de kerk.

De grote crypte bevindt zich – ondergronds en niet toegankelijk – onder de zitbanken in het koor van de kerk, dat verhoogd is vanwege de vele bijzettingen. De reden hiervoor was waarschijnlijk de rots direct onder de vloer van het koor, die het begraven zeer moeilijk maakte. Dit zou de reden kunnen zijn geweest om niet onder het niveau van de kerkvloer te begraven, maar om het koor zo nodig te verhogen. In drie rijen achter elkaar liggen vijf (meervoudige) graven naast elkaar. Begraafplaats nr. 1 ligt linksboven en nr. 15 rechtsonder. Ten tijde van Johan VI zijn er echter – althans tot kort voor zijn dood – slechts twaalf (bezette) meervoudige graven geweest. Waarschijnlijk zijn drie graven, mogelijk nr. 5, 10 en 15, later toegevoegd.[1]

Er bestaat geen continu bijgehouden lijst van bijzettingen in de grafkelder, aan de hand waarvan onomstotelijk kan worden vastgesteld wie waar en wanneer in deze grafkelder van het Huis Nassau begraven is. Dat is alleen bekend van de eigenlijke Fürstengruft, ook wel de kleine grafkelder genoemd. In de jaren negentig van de 20e eeuw werden in het Hessisches Hauptstaatsarchiv in Wiesbaden echter enkele documenten gevonden (HHStA 171 D 1161) waarin een poging was gedaan om, althans van tijd tot tijd, te noteren wie waar en wanneer begraven was. Uit een schets, die waarschijnlijk voor Johan VI is gemaakt (mogelijk zelfs door hemzelf, want op het vel papier staan ook handgeschreven aantekeningen van deze graaf), blijkt dat al tijdens zijn leven minstens 26 graven van de grafkelder in Dillenburg bezet waren.[1]

In de lijst hieronder wordt de telmethode gevolgd die waarschijnlijk al onder Johan VI gebruikt werd en daarna ook in de loop der eeuwen gehandhaafd bleef. Hijzelf schijnt echter soms in een andere volgorde geteld te hebben. De bezetting van de vorstelijke grafkelder, voor zover deze tot in de 18e eeuw heeft plaatsgevonden en bekend is, is gereconstrueerd aan de hand van de archiefstukken. Aangezien het gaat om teksten uit verschillende tijden (16e–18e eeuw), die als bron hebben gediend, kan de schrijfwijze variëren. De oorspronkelijke spelling is behouden.[1]

Graf nr. 1 Graf nr. 2 Graf nr. 3 Graf nr. 4 Graf nr. 5
5 Kinder des Grafen Georg. G. Ludwig (zoon van Johan VI).

Freulein Juliana von Nassau Itstein p den 1 Junii 1605.

Graf Johann Ludwig von Nassau Itstein p, der letzte dießeß stammß den 26 junii.

M.g.H. Graf Johans des Jungern söhnlein Friderich Ludwig.

Freulein Louisa von Nassau, freulein Juliana, ein herrchen.

Fürstin Elisabeth zu Nassau gebohrne Rheingräfin p 1656 den 5. Merz. War fürst Ludwig Henrichs 2te gemahlin.

F. Elisabeth fürstin zu Nassau, gebohrne rheingreffin, 1656 den 5. Mertz, war graf Reinharts zu Solms Hungen gemahlin, hernach i.f.d. Fürst Ludwig Henrichs zweite gemahlin.

(geen informatie) (geen informatie)
Graf nr. 6 Graf nr. 7 Graf nr. 8 Graf nr. 9 Graf nr. 10
Anna Elisabeth, freulein zu Nassau Catzenelnbogen, anno 1651 den 22. Junii. Meines gnedigen hern graf Johann des Eltern zu Nassau … frau mutter obiit a. 1580 (bedoeld is Juliana van Stolberg).

Philipp Ludwig graf zu Wied 1638.

Fräulein Erich zu Nassau, 1657, den 18. octob.

Georg graf zu Nassau Catzenelnbogen.

Georg Ludwig fürst zu Nassau Catzenelnbogen, 1656 20. Aug.

In dießes grab seindt i.f.d. frau Anna Augusta fürstin zu Nassau p. gebohrne hertzogin zu Braunschweig undt Luneburg hochsel. G. den 9. Mertz 1673 abendts bij facklen, in d. stille, wohin I.f.d. bij ihrem leben selbsten verordnet hatten, bij weyland den abgelebten hern fürst Georg Ludwig zu Nassau p. beygesetzt worden.

Frau Elisabeth gebohrne fürstin zu Leuchtenburg p. obiit den 6. Julii 1579 (Graf Johann deß Eltern frau).

… sampt etlichen (4) kindern.

ein toter prinz, fürst Henrichs söhnlein.

Graf Wilhelm zu Nassau.

H. Christian Graf zu Nassau, Signische lini, 1644 NB. zinnern sarck …

(geen informatie)
Graf nr. 11 Graf nr. 12 Graf nr. 13 Graf nr. 14 Graf nr. 15
Grafen Philip von Nassau Sarprücken gemahlin.

in bleiern sarck samptt 4 kindern

Grafen Georgen zu Nassau p. gemahlin frau Amalia geborne von Nassau Sarprücken p.

Graf Johan des Jüngern gemahlin frau Magdalena gebohrne von Waldeck obiit 9. sept. 1599.

… mit 3 kindern

Prinzeß Louise von Nassau 1670.

Frau Kunigunda Jacobe pfaltzgreffin, in bleiern sarck, churfürst Fridrichs dochter obiit 26. januarii a. <15>86.

… mit 3 kindern.

i.f.d. freulein Elisabeth Fürstin zu Nassau p ist zu Schaumburg den 10. nov. 1665 seel. verschieden undt den 19. nov. nach Dillenburg gefürt worden, dan in diß grab geleget worden.

Graf Johann zu Nassau Catzenelnbogen der Eltere, obiit den 8. Octob. 1606.

Fr. Catharina greffin zu Nassau Catzenelnbogen, a. 1651 den 8. Junii

H. Ludwig Henrich fürst zu Nassau, graf zu Catzenelnbogen p. a. 1662 den 27 aug.

F. Sophia Magdalena fürstin zu Nassau, gebohrne fürstin zu Nassau Hadamar, a. 1658 den 19. aug.

Noch einer junger prinz Ludwig von dieser fürstin, zugleich hierher begraben worden, undt ein zwilling gewesen, der gleich nach der empfangen dauff gestorben, genannt Ludwig printz zu Nassau.

Noch dessen h. bruder printz Carle zu Nassau, 1659 10. Febr.

Den 7. Maii 1672 ein junger printz Carle zu Nassau i.f.d. printz Henrichs söhnlein.

Lijst van bijzettingen

De grote grafkelder onder het koor

Onderstaande lijst van personen die zijn bijgezet in de grote grafkelder onder het koor, is gebaseerd op relevante literatuur en archiefbronnen, waaronder aantekeningen in het parochieregister van Dillenburg (met helaas onvolledige overlijdensregisters), begrafenispreken (met en zonder personalia) en andere gelegenheidsdrukken, aantekeningen met genealogische gegevens en rouwcorrespondentie. De huidige verblijfplaats, ook van de niet bijgezette personen, is bekend. Zo werd graaf Christiaan van Nassau-Siegen op een tot nu toe onbekend tijdstip overgebracht naar Siegen om te worden bijgezet in de in 1669 gebouwde Fürstengruft in het Untere Schloss.[3] En gravin Magdalena van Waldeck-Wildungen werd op een tot nu toe onbekend tijdstip bijgezet bij haar echtgenoot graaf Johan VII ‘de Middelste’ in de Nicolaaskerk in Siegen, om op 29 april 1690 te worden overgebracht naar de Fürstengruft aldaar.[8] Bijgevolg blijven vele vragen over de oudere grafkelder van het Huis Nassau in het koor van de stadskerk onopgelost. Niettemin lijkt het aantal van de bijzettingen in drie rijen graven met een totaal van vijftien tot nu toe vastgestelde graven aanzienlijk en dit is zeker alleen te begrijpen door de vele doodgeboren en jonggestorven kinderen.[3]

De lijst is gesorteerd op de begrafenisdatum en waar deze onbekend is, op de overlijdensdatum. Voor zover mogelijk zijn plaats en datum van geboorte en overlijden eveneens opgenomen. Bij de regerende graven en vorsten en de erfprinsen en hun echtgenotes zijn de volledige Duitse namen en titels opgenomen, de titels van de kinderen zijn niet herhaald.

Graaf Willem I ‘de Rijke’ (nr. 1).
Landgravin Elisabeth van Leuchtenberg (nr. 6).
Gravin Juliana van Stolberg-Wernigerode (nr. 7).
Paltsgravin Kunigunda Jakoba (nr. 12).
Graaf Johan VI ‘de Oude’ (nr. 29).
Graaf George ‘de Oude’ (nr. 34).
Graaf Albert (nr. 36).
Vorst Lodewijk Hendrik (nr. 54).
Hertogin Dorothea Elisabeth van Liegnitz-Brieg (nr. 68).
Vorst Christiaan (nr. 75).
Datum begrafenis Naam Geboren Overleden Familierelatie
1 Wilhelm I. ‘der Reiche’ Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez Dillenburg, 10‑4‑1487 Dillenburg, 6‑10‑1559
2 doodgeboren zoon Dillenburg, ‘nach Jacobi’ 1572 zoon van 29 en 6
3 doodgeboren kind 1574 kind van 29 en 6
4 Anna Sibylla Dillenburg, 29‑9‑1569 Dillenburg, 19‑12‑1576 dochter van 29 en 6
5 doodgeboren zoon Dillenburg, 5‑7‑1579 zoon van 29 en 6
6 11‑7‑1579 Elisabeth Landgräfin zu Leuchtenberg, Gräfin zu Hals ..‑3‑1537 Dillenburg, 6‑7‑1579 1e echtgenote van 29
7 22‑6‑1580 Juliane Gräfin zu Stolberg und Wernigerode Stolberg, 15‑2‑1506 Dillenburg, 18‑6‑1580 2e echtgenote van 1
8 doodgeboren zoon Dillenburg, 19‑7‑1581 zoon van 29 en 12
9 Erika Gräfin zu Manderscheid Manderscheid (?), 23‑1‑1545 Dillenburg, ..‑12‑1581 1e echtgenote van Philipp Graf zu Nassau, Saarbrücken und Saarwerden, Herr zu Lahr
10 21‑4 (?) 1584 Kunigunda Dillenburg, 12‑7‑1583 Dillenburg, 4‑4‑1584 dochter van 29 en 12
11 doodgeboren zoon Dillenburg, 23‑2‑1585 zoon van 29 en 12
12 31‑1‑1586 Kunigunda Jakoba Pfalzgräfin bei Rhein und Herzogin in Bayern Simmern, 9‑10‑1556 Dillenburg, 26‑1‑1586 2e echtgenote van 29
13 Johann Philipp Dillenburg, 29‑10‑1586 Dillenburg, 29‑10‑1586 zoon van 34 en 26
14 Johann Georg Dillenburg, 10‑8‑1587 Dillenburg, 10‑8‑1587 zoon van 34 en 26
15 Georg Ludwig Dillenburg, 12‑4‑1588 Dillenburg, 16‑4‑1588 zoon van 29 en 32
16 doodgeboren zoon Dillenburg, 1‑6‑1588 zoon van 34 en 26
17 1590 Johann Albert Dillenburg, 8‑2‑1590 na 22‑2‑1590 zoon van Johann VII. ‘der Mittlere’ en 22
18 Philipp Wolfgang Dillenburg, 10‑6‑1595 Dillenburg, 20‑9‑1595 zoon van 34 en 26
19 1598 Johann Friedrich 10‑2‑1597 na 10‑2‑1597 zoon van Johann VII. ‘der Mittlere’ en 22
20 Amalie Dillenburg, 25‑8‑1597Jul. Dillenburg, 9‑2‑1598 dochter van 34 en 26
21 Elisabeth Dillenburg, 6‑8‑1598 Dillenburg, 29‑3‑1599 dochter van 34 en 26
22 13‑9‑1599 Magdalena Gräfin zu Waldeck-Wildungen 1558 Slot Idstein, 9‑9‑1599 1e echtgenote van Johann VII. ‘der Mittlere’
23 24‑4‑1600Jul. Friedrich Ludwig 2‑2‑1595 Dillenburg, 22‑4‑1600Jul. zoon van Johann VII. ‘der Mittlere’ en 22
24 27‑8‑1602 Juliane Dillenburg, 9‑6‑1602 Dillenburg, 26‑8‑1602 dochter van 29 en 32
25 14‑3‑1604 Moritz Ludwig Dillenburg, 2‑5‑1603 Dillenburg, 13‑3‑1604 zoon van 34 en 26
26 21‑3‑1605 Anna Amalie Gräfin zu Nassau, Saarbrücken und Saarwerden, Frau zu Lahr Neuweilnau, 22‑11‑1565 Dillenburg, 7‑3‑1605 1e echtgenote van 34
27 Juliane van Nassau-Idstein 7‑11‑1593 Dillenburg, 1‑6‑1605 dochter van Johann Ludwig I. Graf zu Nassau-Idstein en Marie Gräfin von Nassau-Siegen (dochter van 29 en 6)
28 26‑6‑1605 Johann Ludwig II Graf zu Nassau-Idstein Idstein, 21‑5‑1596 Dillenburg, 9‑6‑1605Jul. zoon van Johann Ludwig I van Nassau-Idstein en Marie Gräfin von Nassau-Siegen
29 28‑10‑1606 Johann VI ‘der Ältere’ Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 22‑11‑1536 Dillenburg, 8‑10‑1606 zoon van 1 en 7
30 5‑11‑1614 Luisa Dillenburg, 4‑6‑1593 Dillenburg, 30‑10‑1614 dochter van 34 en 26
31 6‑5‑1621 Juliane Beilstein, 20‑2‑1620 Dillenburg, 5‑5‑1621 dochter van 54 en 46
32 9‑5‑1622 Johannette Gräfin zu Sayn und Wittgenstein, Frau zu Homburg Berleburg, 15‑2‑1561 Hadamar, 13‑4‑1622 3e echtgenote van 29
33 nachgehends Johann Albert Dillenburg, 7‑2‑1621Jul. Dillenburg, 29‑5‑1622 zoon van 54 en 46
34 10‑9‑1623 Georg ‘der Ältere’ Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 1‑9‑1562 Dillenburg, 9‑8‑1623 zoon van 29 en 6
35 29‑10‑1624 doodgeboren dochter Dillenburg, 27‑10‑1624 dochter van 54 en 46
36 14‑2‑1627 Albert Graf zu Nassau, Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 1‑11‑1596 Quackenbrück, 16/26‑9‑1626 zoon van 34 en 26
37 25‑4‑1627 Heinrich Wilhelm Dillenburg, 29‑5‑1626Jul. Dillenburg, 22‑4‑1627 zoon van 54 en 46
38 14‑10‑1630 doodgeboren dochter Dillenburg, 12‑10‑1630 dochter van 54 en 46
39 11‑12‑1631 Katharina Dillenburg, 10‑6‑1622 Dillenburg, 29‑11‑1631 dochter van 54 en 46
40 26‑4‑1633 Amalie Gräfin zu Sayn und Wittgenstein, Frau zu Homburg Berleburg, 3/13‑10‑1585 Dillenburg, 28‑3‑1633 2e echtgenote van 34
41 13‑2‑1633 Marie Eleonore Dillenburg, 3‑8‑1632 Dillenburg, 26‑1‑1633 dochter van 54 en 46
42 1638 Philipp Ludwig Graf zu Wied in Wied ? Dillenburg, 16‑10‑1638 1e echtgenoot van Anna Amalie Gräfin von Nassau-Dillenburg
43 22‑6‑1641 Elisabeth Katharina Dillenburg, 8‑5‑1639 Dillenburg, 17‑6‑1641 dochter van 49 en 60
44 4/14‑6‑1644 Christian Graf von Nassau-Siegen Slot Siegen, 16‑7‑1616 Düren, 1/11‑4‑1644 zoon van Johann VII. ‘der Mittlere’ en Margarethe Erbin zu Norwegen, Herzogin zu Schleswig, Holstein, Stormarn und der Dithmarschen, Gräfin zu Oldenburg und Delmenhorst
45 28‑9‑1645 doodgeboren zoon Dillenburg, 23‑9‑1645 zoon van 49 en 60
46 1‑6‑1651 Katharina Gräfin zu Sayn und Wittgenstein, Frau zu Homburg Berleburg, 10‑8‑1588 Dillenburg, 9/19‑5‑1651 1e echtgenote van 54
47 22‑6‑1651Jul. Anna Elisabeth Dillenburg, 9‑5‑1602 Dillenburg, 14/24‑6‑1651 dochter van 34 en 26
48 5‑3‑1656 Elisabeth Gräfin zu Salm, Wild- und Rheingräfin zu Dhaun Dhaun, 13‑3‑1593 Dillenburg, 13‑1‑1656 2e echtgenote van 54
49 20‑8‑1656 Georg Ludwig Erbprinz zu Nassau, Graf zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Beilstein, 4/14‑3‑1618 Dillenburg, 19‑5‑1656Jul. zoon van 54 en 46
50 18‑10‑1657Jul. Erika Dillenburg, 6‑3‑1600 Dillenburg, 10‑10‑1657Jul. dochter van 34 en 26
51 19‑8‑1658 Sophie Magdalene Fürstin zu Nassau, Gräfin zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Frau zu Beilstein Hadamar, 16‑2‑1622Jul. Dillenburg, 28‑6‑1658Jul. 3e echtgenote van 54
52 19‑8‑1658 Ludwig Dillenburg, 27‑6‑1658Jul. Dillenburg, 27‑6‑1658Jul. zoon van 54 en 51
53 Karl Dillenburg, 27‑6‑1658Jul. Dillenburg, 4/14‑2‑1659 zoon van 54 en 51
54 27‑8‑1662 Ludwig Heinrich Fürst zu Nassau, Graf zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Saarbrücken, 9‑5‑1594 Dillenburg, 12‑7‑1662Greg. zoon van 34 en 26
55 Anna Katharina Dillenburg, 28‑12‑1652 na 1662 dochter van 49 en 60
56 10‑1‑1666 Elisabeth Beilstein, 2‑3‑1619Jul. Schaumburg, 9‑11‑1665 dochter van 54 en 46
57 doodgeboren zoon Dillenburg, 26‑8‑1669 zoon van 69 en 68
58 Elisabeth Luisa Dillenburg, 28‑12‑1652 Schaumburg, 27‑2‑1670 dochter van 49 en 60
59 Karl Dillenburg, 4‑2‑1672 Dillenburg, 28‑4‑1672 zoon van 69 en 68
60 8‑3‑1673 Anna Augusta Herzogin zu Braunschweig und Lüneburg Gröningen, 19‑5‑1612 Dillenburg, 17/27‑2‑1673 echtgenote van 49
61 Dorothea Elisabeth Dillenburg, 25‑1‑1676 Dillenburg, 25‑7‑1676 dochter van 69 en 68
62 28‑1‑1681Greg. August Heinrich Dillenburg, 8‑7‑1657Jul. Dillenburg, 28‑12‑1680 zoon van 54 en 51
63 11‑8‑1681 Georg Ludwig Dillenburg, 21‑6‑1667 Dillenburg, 25‑7‑1681 zoon van 69 en 68
64 11‑8‑1681 Friedrich Heinrich Dillenburg, 10‑11‑1678 Dillenburg, 24‑7‑1681 zoon van 69 en 68
65 5‑2‑1686 Dorothea Elisabeth Dillenburg, 5‑6‑1685 Dillenburg, 20‑1‑1686 dochter van 69 en 68
66 Heinrich Dillenburg, 10‑11‑1689 Dillenburg, 10‑11‑1689 zoon van 69 en 68
67 Johann Georg Dillenburg, 28‑1‑1683 Dillenburg, 10‑5‑1690 zoon van 69 en 68
68 21‑7‑1691 Dorothea Elisabeth Herzogin in Schlesien zu Liegnitz und Brieg Breslau, 17‑12‑1646 Dillenburg, 9‑6‑1691 echtgenote van 69
69 2‑6‑1701 Heinrich Fürst zu Nassau, Graf zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 28‑8‑1641 Ludwigsbrunn im Tiergarten, 18‑4‑1701 zoon van 49 en 60
70 26‑2‑1710 Ludwig Heinrich Dillenburg, 28‑10‑1681 Mannheim, 13‑1‑1710 zoon van 69 en 68
71 5‑5‑1712 Sophie Eleonore Dillenburg, 2‑5‑1640 Dillenburg, 1‑5‑1712 dochter van 49 en 60
72 29‑9‑1719 Friederike Albertine Dillenburg, 8‑8‑1668 Dillenburg, 13‑8‑1719 dochter van 69 en 68
73 14‑9‑1724 Frederike Amalie Dillenburg, 28‑12‑1674 Dillenburg, 28‑7‑1724 dochter van 69 en 68
74 9‑10‑1727 Wilhelmine Henrietta Dillenburg, 6‑8‑1677 Dillenburg, 28‑8‑1727 dochter van 69 en 68
75 15‑10‑1739 Christian Fürst zu Nassau, Graf zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 11‑8‑1688 Ebersbach, 28‑8‑1739 zoon van 69 en 68

De kleine grafkelder in de aanbouw

De kleine grafkelder of Fürstengruft werd rechts van het altaar aangebouwd en bevat de loden kisten van de vier onderstaande personen.[1][3]

De kleine grafkelder of Fürstengruft.
Vorst Willem (nr. 78).
Datum begrafenis Naam Geboren Overleden Familierelatie
76 20‑10‑1718 Heinrich August Wilhelm Erbprinz zu Nassau, Graf zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 15‑11‑1700 Dillenburg, 22‑8‑1718 zoon van 78 en 79
77 1‑8‑1720 Elisabeth Charlotte Dillenburg, 13‑7‑1703 Dillenburg, 22‑6‑1720 dochter van 78 en 79
78 9‑11‑1724 Wilhelm Fürst zu Nassau, Graf zu Katzenelnbogen, Vianden und Diez, Herr zu Beilstein Dillenburg, 28‑8‑1670 Dillenburg, 21‑9‑1724 zoon van 69 en 68
79 15‑1‑1728 Dorothea Johannetta Erbin zu Norwegen, Herzogin zu Schleswig, Holstein, Stormarn und der Dithmarschen, Gräfin zu Oldenburg und Delmenhorst Maagdenburg, 24‑12‑1676 Ludwigsbrunn im Tiergarten, 29‑11‑1727 echtgenote van 78

De kist van erfprins Hendrik August Willem in de kleine grafkelder werd in februari 2020 geopend om zijn DNA af te nemen.[9]