Elisabeth van Loon
Elisabeth van Loon, vrouwe van Moerkerken[1] (ca. 1450 - 18 april 1514) was ambachtsvrouwe van Kijfhoek, Carnisse,[2] West-Barendrecht[3] en een deel van Puttershoek.[1]
Ze was de oudste dochter van Arent van Loon van Kijfhoek (1410-1474), schepen van Dordrecht, en Petronella Voercoper (1423-1514), dochter van de schepen van Dordrecht Abel Voercoper (ook Verkoop), schepen van Dordrecht van 1418-1432. Rond 1470 trouwde ze in Dordrecht met Frank of Vranck van Praet, heer van Moerkerke en Merwede (ca. 1430-1473). Ze vestigde zich in het Hof van Moerkerken, waar ze in korte tijd drie zonen kreeg. Hun derde en jongste zoon was Lodewijk van Praet van Moerkerken (1471-1537).
Na het overlijden van haar vader in 1474 kwam ze in het bezit van de ambachtsheerlijkheid Kijfhoek en van Carnisse. In 1486 kwam ze ook in het bezit van de leen Puttershoek. Deze was op 23 februari 1486 door Pieter van Slingeland op haar overgedragen.[1] Op 4 mei 1491 werd haar ook de ambachtsheerlijkheid West-Barendrecht in leen gegeven.[4]
Eind 1483 sloot ze met Jacob Dammisz van Mynnenbeke, ambachtsheer van West-Barendrecht, een overeenkomst met Jan II van Wassenaer omtrent de bedijking en dijkrechten in de Riederwaard rond Barendrecht.[5] Honderd jaar eerder was door dijkbreuk het land van Barendrecht onder water gelopen, en pogingen tot herbedijking hadden gefaald.[6][7]
Frank van Praet had in Mijnsheerenland de Laurentiuskerk gesticht. Sinds tijden staat aldaar de graftombe van Elisabeth van Loon in het koor. In 1510 stichtte Elisabeth van Loon de Dorpskerk in Barendrecht met toestemming van de abt Wilhelmus van de Sint-Paulusabdij in Utrecht.[8]
Trivia
In Mijnsheerenland is sinds 1959 een straat naar haar vernoemd; de Elisabeth van Loonstraat.[9]
Literatuur
- Allewijn, M. Van Grooten Waert tot Hoeksche Waard; Vijf eeuwen eilandhistorie Hoekse Waard; Hoeksche Waard: Hoogwerf, 1952
- ↑ 1,0 1,1 1,2 J.C. Kort, Repertorium op de grafelijke lenen in de Grote Zuidhollandse Waard (1276-1650), op hogenda.nl, 31.10.2020. Eerder gepubliceerd in Ons Voorgeslacht, jrg. 51 (1996), een uitgave van de Zuidhollandse Vereniging voor Genealogie. p. 213-246, 278-319, en 520. Gearchiveerd op 28 juni 2023.
- ↑ J. C. Kort. "Repertorium op de lenen van de Merwede, 1319-1801," eerder gepubliceerd in ‘Ons Voorgeslacht’, jrg. 33 (1978) en jrg. 43 (1988). Gearchiveerd op 2 december 2022.
- ↑ C.C. ter Haar, Nummer Toegang: 3.19.06: Inventaris van de archieven van de heerlijkheden: Oost- en West-Barendrecht en Carnisse tot het jaar 1850, Nationaal Archief, Den Haag 1923. Versie: 15-08-2019. p. 48; p. 49. Gearchiveerd op 30 oktober 2020.
- ↑ "134.1 Verleibrief van de heerlijkheid West-Barendrecht. Met acte van overdracht,' in Inventaris van de archieven van de heerlijkheden Oost- en West-Barendrecht en Carnisse tot het jaar 1850 van Nationaal Archief.
- ↑ Johan Christoffel Ramaer, Geographische geschiedenis van Holland bezuiden de Lek en Nieuwe Maas in de middeleeuwen. 1899. p. 210.
- ↑ Louis Frederik Teixeira de Mattos. De waterkeeringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland. 1920. p. 424.
- ↑ Marcel IJsselstijn, De ruimtelijke-ontwikkelingsgeschiedenis van Barendrecht tot aan de Tweede Wereldoorlog. p. 10. Bijlage bij Het geheugen van Barendrecht, № 137 Jaargang 2014/1.
- ↑ Kees Brinkman, Bram Oosterwijk, Wim de Regt. Vijf eeuwen dorpskerk : oudste monument in het hart van Barendrecht. Rotterdam: Coolegem Media. 2012. H.1.
- ↑ "Moeilijkheden om „Irene” door de raad niet opgelost," Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard en IJselmonde, Oud-Beijerland, 1959/02/20. Geraadpleegd op Delpher op 11-11-2020.