Categorie:Rietdekker
De rietdekker is een man die huizen, daken van riet maakt. Tegenwoordig komt het niet zoveel meer voor. Het riet wordt gesneden bij grote rietvelden. Vroeger waren het natuurlijke velden, maar tegenwoordig worden de velden aangelegd. Maar wat is en doet een rietdekker? Het riet wordt gesneden en van de bladeren ontdaan en gebundeld. Men stapelt de bundels op eem grote hoop en dat noemt men een rietmijt. Als het riet dan goed droog is kan men het gebruiken.
Een rietdekker maakt de bundels aan de onderkant gelijk en zorgt dat de bossen 1 tot 1,75 meter lang zijn, die langer zijn worden aan de onderkant afgesneden. Nu zijn de bossen klaar voor gebruik. Voor een dak van een normale boerderij heeft de rietdekker 3000 tot 4000 bossen nodig. Rietdekkers zijn altijd met minimaal twee man, de dekker en de knecht. De knecht is degene die bijna niet op het dak gaat, hij gooit het riet naar de man die op het dak staat. Het dak is gemaakt van latten. Tegenwoordig legt men er dakpannen op. De rietdekker legt een aantal bossen naast elkaar, van benden naar boven. Met de rietpan klopt hij het riet in de juiste diagonale lijn. En maakt het vast met wilgentenen. Die wilgentenen komen van de knot- of treurwilgen, die tenen worden eerst gedroogd en als de rietdekker ze dan nodig heeft dan worden ze gekookt. Door het koken worden de tenen weer soepel en als de tenen weer droog zijn zit alles muurvast.
De rietdekker werkt op een soort schraag die aan het dak hangt. Het vast maken van de tenen gaat met de naald. Hij prikt een gat met de goot, daar langs gaat de naald en met het twijgijzer haalt hij de teen weer naar boven en vlecht het uiteinde er door heen.
Bron: Terry van Erp
- Geraadpleegde bron: de Morgenster Nr. 6 oktober 1986
Het werk van de rietdekker is altijd overgegaan van vader op zoon en van meester op knecht. Het vak kenmerkt zich door sterk streekgebonden werkmethoden. Elke streek en bijna iedere rietdekker kende/kent zijn eigen manier van werken met de daarbij behorende gereedschappen.
Dit gereedschap bestaat uit een dekstoel of dekklauw om op te staan, vroeger met één, later met twee haken, boomhaken om een balk op te leggen waarop de rietdekker eveneens kon/kan staan.
Verder dekslagen, dekspanen, drijfborden of kloppers om het riet gelijk te slaan, twijghaken, rechte naalden, ronde naalden of halve manen, een mes en 'knechten'. De bossen riet worden door een lat op hun plaats gehouden met behulp van deze knechten. Als het riet losgesneden, opgeklopt en met een draad vastgezet is, kan die lat er weer af tot de volgende rij.
Men begint bij de onderste laag, door eerst een dunne laag riet over de panlatten te spreiden. Daar op worden de rietbossen naast elkaar gelegd, waarover weer een lange ijzerdraad (bandgard, vroeger was dit een wilgenteen). Het riet wordt losgesneden, gelijk gewreven en opgeklopt. Vervolgens wordt een dunnen draad met de twijghaak door de rietlaag gehaald, om de panlat en de gard heen, met een tang aangetrokken en vastgezet Vroeger gebeurde ook dit met behulp van een twijg of wilgeteen. Dit om de ongeveer dertig centimeter.
De rietdekker controleert ook het vrijgekomen houtwerk (panlatten) en vervangt en/of repareert ze. Ook metselwerk aan de schoorsteen of het aanbrengen van vorstpannen behoort tot zijn werk.
Een oudere omschrijving zegt: "De rietdekker is een ambachtsman, wiens werk het is huizen, boerderijen, hooibergen en molens met riet te dekken. Het dakspan word hierbij bedekt met rieten schoven, die vervolgens door den Rietdekker glad aangeslagen...worden. Het riet (en ook stro) wordt hierbij met een twijg of teen, de derwisch aan de dakroeden gebonden.
De strodekker dekt huizen met stro. Per vierkante meter strodak heeft men daarvan twaalf kilogram nodig."
De patroonheilige van de rietdekkers is Vincentius
Bron: Terry van Erp